de kringloopwinkel #1

In de kringloopwinkel in D. stuit ik op een stapeltje afleveringen van Vrij Nederland. Ik blader ze een voor een vluchtig door op zoek naar artikelen die ik wil lezen, ook al zijn ze inmiddels zo'n vijftien jaar oud. Ik neem uiteindelijk acht tijdschriften mee. Zo staat er in Vrij Nederland van 6 juni 2009 een artikel van Jeroen Vullings over het boek Verdwenen tijd van Thomas Verbogt. Ik lees de boeken van Verbogt graag, in tegenstelling tot Vullings, zo blijkt na lezing van het artikel. Dat is oké, we kunnen niet allemaal hetzelfde mooi vinden. Grofweg kun je de mensen in twee groepen verdelen: de verstandige mensen en de mensen die mijn meningen niet delen. Het moge duidelijk zijn tot welke groep - n.a.v. het artikel in Vrij Nederland - Jeroen Vullings behoort, maar dit terzijde. Er staat een aardige zin in dat artikel dat - zeker zonder context - compleet los lijkt te staan van Thomas Verbogt en zijn boek Verdwenen tijd. Dus voor nu, vergeet Thomas Verbogt even (maar lees zijn boeken wel), hier komt de uit de context getrokken zin:

Bij leven was [Phil] Ochs al bijna vergeten, al noemde Bob Dylan hem vaak in interviews.

Zo'n zin zet mij aan het denken. Heeft Vullings de verzamelde interviews met Bob Dylan gelezen en viel hem daarin op hoe vaak Dylan de naam Phil Ochs noemt of is de door Vullings als feit gedeponeerde bewering dat Bob Dylan te pas en te onpas Ochs' naam noemt een ongefundeerd verzinsel uit de dikke duim van de schrijver? Ik moet bekennen dat ik het werkelijk niet weet. Gelukkig is er Every Mind Polluting Word, een bijna 1400 pagina's tellend document met interviews met Bob Dylan uit de periode 1958 - 2006. En wat nog beter is, ik hoef niet al die interviews eerst te lezen voor ik antwoord op mijn vraag heb, ik kan simpelweg mijn computer de opdracht geven dat document op de naam 'Ochs' af te speuren. Dan rolt er als vanzelf een antwoord uit. 
De interviews waarin Bob Dylan Phil Ochs noemt:

persconferentie 3 maart 1965:
vraag: Bobby, We know you changed your name. Come on now, what’s your real name?
antwoord Bob Dylan: Philip Ochs. I’m gonna change it back when I see it pays.

interview met bellers van radiostation WBI-FM 26 januari 1966:
beller: Hello. May I speak to Phil Ochs, please?
antwoord Bob Dylan: Yes, this is Phil Ochs.

interview 29 november 1969:
vraag: Well, somebody like Phil Ochs, for example... A lot of people like that.
antwoord Bob Dylan: Phil Ochs, uh... was around the same time I was, I remember when he came to town.
He had his... he was doing his Stand Tall Billy Sol type songs. I mean, he had it then. I
think he made it, there being a certain amount of momentum – he pushed – from being
on the scene. But he did bring his own thing in, when he came in. He didn’t – as some
people come in – come in as a dishwasher to dig some sounds and suddenly put down
the broom and pick up the guitar. You know what I mean?

interview 23 maart 1978:
(...)
interviewer: Uh huh, I mean that is one of your goals when you write, I would say.
Bob Dylan: Yeah, it is, but to be... Phil Ochs used to do that. He used to write... er, um... topical
songs with the point of view that, erm... which was his own point of view and, er, I
guess a lot of other peoples point of view, but I came up with Phil so I remember him
when he came to New York. But somehow somebody who wasn’t really interested
wasn’t gonna believe him anyway, you know what I mean. He was doing... the people
who heard it then agreed with him to begin with – OK, right, and it, you know, boosted
them up which was good.
(...)
interviewer: Yeah. Right. Again it’s like if you get enough sides together, it makes just a circle... you
can’t differentiate. Also, I mean, I think, that yours – especially the songs that have been
written lately are more really attuned to emotions which tend to something that anybody
can identify with more than, you know, than a song like Ochs, you know, We’re Not
Marching Anymore. That’s, you know, that speaks specifically...
Bob Dylan: That was a good song. Er, maybe he did change some peoples minds on that. I don’t
know. He could have. You know, someone could be sitting on a fence and hear a song
like that and might just get a little courage to go out and get off that fence one way or
another. So... it’s possible.

interview augustus / september 1985:
Bob Dylan: I remember when protest song writing was big, Phil Ochs came to town, Tim Hardin was around, Patrick Sky, Buffy St. Marie, but there never was any such thing. It was like the term ‘Beatnik’ or ‘Hippie’. These were terms made up by magazine people who are invisible who like to put a label on something to cheapen it.

interview met bellers 21 mei 1986:
beller: Bob? Happy birthday. I thought maybe you’d like to make a few reflections on Phil Ochs.
disc jockey: Mm. Happy birthday and could you reflect on Phil Ochs?
Bob Dylan: Phil Ochs. Oh, Phil Ochs. Um, well... I think somethin’ happened to Phil, you know,
when he went to Africa. And, uh, he was sick when he got back from Africa, He was
sick for a few years.
disc jockey: Someone tried to choke him.
Bob Dylan: Messed his mind up also. Um, ‘cause I knew him a while before that and, uh, I don’t
know... he got something... he got sick in Africa, that’s about all I can tell you about it. I
don’t know much more.

interview 10 november 2003:
Bob Dylan: But I never set out to write politics. I didn’t want to be a political moralist. There were people who just did that. Phil Ochs focused on political things, but there are many sides to us, and I wanted to follow them all. We can feel very generous one day and very selfish the next hour.

Van de honderden interview die te vinden zijn in Every Mind Polluting Word zijn er dus zeven waarin Bob Dylan Phil Ochs noemt. Dat is een stuk minder dan ik vooraf dacht, moet ik bekennen en zeker een heel stuk minder dan het aantal dat Vullings' bewering dat Bob Dylan Phil Ochs 'vaak' noemt in interviews rechtvaardigt. Het wordt nog opmerkelijker wanneer je je realiseert dat tijdens de meeste van deze zeven interviews het initiatief voor het noemen van Phil Ochs bij de interviewer ligt, niet bij Bob Dylan. Het interview uit 1978 is het enige waarbij vaststaat dat het initiatief tot het noemen van Ochs naam bij Bob Dylan ligt, niet bij de interviewer. Bij het het interview uit 1985 en het laatste van bovenstaande interviews is het niet niet helemaal duidelijk waar het initiatief ligt aangezien Bob Dylans antwoorden in een verhaal zijn opgenomen en de vragen niet in het stuk terug te vinden zijn.

Conclusie: Bob Dylan noemde Phil Ochs in de periode 1958 - 2006 verdomd weinig tijdens interviews, Joost Vullings' bewering over het noemen van Phil Ochs door Bob Dylan in interviews in Vrij Nederland van 6 juni 2009 is dan ook grote onzin, tenzij Bob Dylan in de periode tussen het laatste in Every Mind Polluting Word opgenomen interview (interview van augustus 2006) en de publicatie van Vullings' stuk in Vrij Nederland van 6 juni 2009 een stortvloed aan interviews gaf waarbij hij keer op keer Phil Ochs te sprake bracht, maar dat lijkt mij op z'n zachtst gezegd niet waarschijnlijk.

* ~ * ~ *

Zoek en gij zult vinden is een uitdrukking die niet bij de kringloopwinkel past. De kringloopwinkel is er meer om aangenaam verrast te worden, dan om te vinden wat je zoekt.
Na het doornemen van de tijdschriften, trof ik 'mevrouw Tom' aan die zich door stapels ansichtkaarten worstelde. Het was overduidelijk dat de collectie van een voormalige kaartenverzamelaar bij de kringloopwinkel terecht was gekomen. In de enorme berg nog door te zoeken kaarten trok eentje mijn aandacht, iets kleiner dan de gebruikelijke afmetingen van een ansichtkaart. Op die kaart een zwart-witfoto van een weg. Op die weg staan vijf mannen in uniform, drie brandweermannen (midden) en twee politieagenten (links). Rechts naast de brandweermannen een verkeerskegel. Achter die mannen een stilstaande auto, geen bestuurder in de auto. Achter de auto een vrachtwagen. Over de vluchtstrook rijdt een luxe auto. (Merk? Geen idee. Daar heb ik geen verstand van.) In die auto een chauffeur met pet. Naast de chauffeur een heer en achterin de auto een dame. Een wonderlijke scène voor een ansichtkaart. Deze foto in de krant is voorstelbaar, maar op een ansicht? De beschrijving op de achterzijde van de kaart geeft context:

Friday, 17th. November 1989.
H.M. The Queen's limousine passes by the scene of a M.1. Motorway accident on her way back to the East Midlands International Airport, after her visit to Leicestershire. 
Photograph courtesy of John Bowker, The Coalville Times.

Oké. Op vrijdag 17 november 1989 was er een ongeluk op de snelweg M1 van Londen naar Leeds en terwijl brandweer en politie nog bezig waren met het opruimen van de brokstukken (?), werd koningin Elizabeth in haar limousine langs de werkzaamheden gereden. Fotograaf John Bowker was ter plaatse - mogelijk om het ongeluk vast te leggen voor The Coalville Times van 18 november 1989 - toen hij de auto van de koningin over de vluchtstrook aan zag komen rijden. Snel koos hij positie en drukte af, dagdromend over de bom duiten die de kiek van Hare Majesteit zou opleveren. Maar dat het bedrijf J/V Postcards er brood in zou zien om zijn kiek als ansichtkaart uit te brengen, kon zelf hij niet bevroeden, zo stel ik me voor. 
Om het verhaal af te maken: gezien de krant waarvoor fotograaf John Bowker werkte, ga ik er van uit dat het op de ansicht afgebeelde ongeluk op de M1 plaats vond in de buurt van Coalville. Coalville ligt ten noordwesten van Leicester, de plaats die de koningin eerder die dag bezocht had. Ze was onderweg naar East Midlands International Airport, een vliegveld ten noorden van Coalville. De koningin reed dus in noordelijke richting op de M1. 
(Op onderstaande kaart wijst de rode pijl naar Coalville, de grijze pijl met het vliegtuigje geeft aan waar East Midlands International Airport ligt.)



Tot zover de context. Nu de hamvraag: Wat brengt iemand op het idee om een ansichtkaart te maken van een foto van koningin Elizabeth die langs een ongeluk rijdt? En nog belangrijker: wie koopt zo'n kaart om deze met een aantal vrolijke notities over weer, uitjes en bezienswaardigheden vanaf een vakantieadres te versturen naar familie of bekenden? Wie zal er aangenaam verrast zijn bij het vinden van deze ansichtkaart op de deurmat op de dag dat men weer een jaartje ouder is geworden? Hoeveel van deze kaarten zijn door de Britse posterijen zo rond de kerstdagen in brievenbussen geschoven?

Ja, ik heb de kaart ook gekocht. Ik doe mee aan het absurde circus. Maar versturen zal ik 'm zeker niet.

* ~ * ~ * 

Love Me & Pastel Blues

Het door Francesca Perillo geschreven comicbook Love Me; A Romance Story vertelt het verhaal van de liefde tussen robot JoJo en het meisje Gilda. Na een eerste ontmoeting tussen de twee dreigt het direct al fout te gaan, met dank aan de georganiseerde misdaad, maar uiteindelijk komt het allemaal goed en belanden JoJo en Gilda toch in elkaars armen. Het is niet dit liefdesverhaal wat dit schitterende, door Stefano Cardoselli getekende verhaal bijzonder maakt. Waarom ik aan dit boek blijf hangen is de menselijkheid van robot JoJo. JoJo is woonachtig in New York met zijn kat Frida - de vertelster van het verhaal. Voor z'n werk rijdt hij op een taxi. Robots worden in het New York van dit boek gezien als minderwaardig, als uitschot en toch vindt JoJo vreugde in zijn leven. Vreugde in zijn kat Frida, in koffie en in de muziek van Nina Simone. Het is met name dit laatste wat mij aan dit boek bindt. Het is zo voorstelbaar, zo herkenbaar die liefde voor muziek, een liefde die van de tekeningen van Cardoselli spat. 

Nu ik eerder op de avond Love Me; A Romance Story heb gelezen, blijft er maar een ding over deze avond: Nina Simone draaien. En zoals zo vaak pak ik dan maar gelijk naar misschien wel haar beste album en als het dan niet haar beste album is, dan is het in ieder geval het album met dat ene nummer, het nummer waarbij na de eerste klanken 'mevrouw Tom' altijd hetzelfde zegt: 'ik denk dat ik dit toch haar mooiste vind.' Het album is Pastel Blues en het nummer dat mijn lief zo hoog aanslaat is 'Strange Fruit'. 

De basis voor 'Strange Fruit' is het gedicht 'Bitter Fruit' van Lewis Allen dat in 1937 voor het eerst gepubliceerd werd. Met dit gedicht sprak Allen (echte naam Abel Meeropool) zijn afschuw uit over de lynchpartijen waar Afro-Amerikanen te vaak slachtoffer van werden. De tekst werd door de dichter, zijn vrouw en de zangeres Laura Duncan op muziek gezet. In 1939 nam Billie Holiday de song op waarvoor ze van platenmaatschappij moest veranderen. Haar platenmaatschappij Columbia Records verdomde het om 'Strange Fruit' uit te brengen.

Ruim twintig jaar later, in een tijd waarin Afro-Amerikanen nog vochten voor gelijke rechten, nam Nina Simone de song op voor haar album Pastel Blues uit 1965. 'Strange Fruit' is een song die tot stilte maant. Een song die de aandacht vraagt. Een schop in de donder van de luisteraar. Een song met een dusdanig grote impact dat het op papier onmogelijk is om erna nog iets anders te horen. En toch is 'Strange Fruit' niet de laatste song op Pastel Blues. Na 'Strange Fruit' volgt nog 'Sinner Man' - een oude spiritual waarin een man zich van God afkeert. De song waarschuwt niet alleen tegen de zonde, maar is ook een protestlied tegen racisme. Van de ruim tien minuten durende versie van 'Sinner Man' op Pastel Blues slaat de stoom af, voortgestuwd door Simone's pianospel. Het is die voortstuwende werking van 'Sinner Man' waardoor dit werkt na 'Strange Fruit'. Na de gevoelde afschuw tijdens het horen van 'Strange Fruit' volgt met 'Sinner Man' de ontlading. De luisteraar kan al zijn woede, al zijn afschuw kwijtraken in het dwingende ritme van 'Sinner Man'. 

Het absurde feit doet zich voor dat tijdens het lezen van Love Me; A Romance Story ik als lezer mij makkelijker identificeer met de robot JoJo, dan met een van de mensen die in deze comic voorbij komt. Dat is niet zo vreemd wanneer je je realiseert dat robot JoJo door zijn liefde voor koffie, zijn kat Frida en de muziek van Nina Simone en zijn behoefte aan levensgezellin menselijker is dan de mensen van vlees en bloed in Love Me; A Romance Story.

Juist door de robot JoJo het meest menselijke karakter in Love Me te geven, laat schrijfster Francesca Perillo de lezer nadenken over de eigen menselijkheid.

En luisteren naar Nina Simone natuurlijk. Iets wat je nooit genoeg kunt doen. 

trrrrring (Beatles '64)

'Hé, met mij. De nieuwe Beatles-docu al gezien?'

'Die op Disney Plus? Hou maar op!'

'Hoezo?'

'Nou, doffe ellende.'

'Die docu?'

'Nee, de techniek. Ik ben drie keer opnieuw begonnen omdat Disney Plus het verdomde om te onthouden waar ik was gebleven nadat ik 'm even had gepauzeerd.'

'Eerder Disney Min dus.'

'Zeg dat wel!'

'Maar wat vind je er van?'

'Ja, is wel aardig. Goed zelfs. Vooral natuurlijk die archiefbeelden van The Beatles, altijd leuk. En ook al die ouwe knarren die er in 1964 bij waren, die nu mochten vertellen wat het voor hun heeft betekend die hele Beatlemania, dat is wel aardig. Je krijgt toch meer een beeld van hoe dat toen ging. Wat The Beatles hebben betekend voor de jeugdcultuur en zo, voor de muziek. Kijk, je kunt er tientallen boeken over lezen en zo als je er zelf niet bij bent geweest, maar als je op de buis dan zo'n ouwe vent z'n tranen ziet wegslikken wanneer hij vertelt over voor het eerst horen van "She Loves You" op de radio, dat is toch... Daar kan geen boek tegenop eigenlijk. En jij? Heb jij 'm al gezien?'

'De eerste twee minuten. Toen heb ik 'm afgezet.'

'Wat? Waarom?'

'Nou kijk, die docu begint dus met de moord op Kennedy en net voor de twee minuten voorbij zijn komt er een rouwende jongeman in beeld en dat joch heeft een t-shirt van Triumph aan.'

'Ja?'

'Nou, dat is ech pre-cies hetzelfde shirt als Bob Dylan draag op de hoes van Highway 61 Revisited. Ja, en toen kon ik me niet meer concentreren op die film. Ik bedoel: was dat shirt er dus al eind 1963 en is Bob Dylan dus eigenlijk helemaal niet zo hip als hij er uit ziet op die hoes van Highway 61 Revisited of zijn de beelden van die rouwende jongen helemaal niet uit november '63, maar van latere datum? Dat ga ik me dan af zitten vragen en dan kan ik me niet meer op de film concentreren.'

'Oké....'

'En toen moest ik natuurlijk eerst Highway 61 Revisited draaien voor ik weer aan The Beatles kon denken. Dat heb ik dus maar gedaan. En Beatles ná Highway 61 werkt niet voor mij.'

'Dus vanwege een shirt ga jij niet naar een uitstekende documentaire over je favoriete band kijken?'

'Jawel, ik ga wel kijken. Misschien later deze week. Alleen moet ik het even zo plannen dat ik net even wegkijk als die gozer met dat shirt in beeld komt. Als me dat lukt, kan ik prima kijken naar die film.'

'En daar belde je voor?'

'Ik was eigenlijk vooral nieuwsgierig of jij het shirt ook gezien had.'

'Wel gezien, maar ik kan zoiets prima negeren.'

'Mazzelaar.'

'Dat was het? Ik stond namelijk net op het punt om een klacht in te dienen bij Disney Min over die ongelooflijke putzooi waardoor ik drie keer opnieuw moest beginnen.'

'Ik zal je niet langer ophouden.'

'Ga nou maar kijken.'

'Later, eerst online shoppen.'

'The Beatles elpee boxset?'

'Nee, een Triumph-shirtje.'


aantekening #9100

Twee aanvullingen:

1. In 'Man (51) ontdekt muziek #1' schreef ik over het album Ha-Satan van Lookapony & hoe weinig mensen dat album kennen. Na het plaatsen van dat stuk, zette ik Ha-Satan nogmaals op. Bij track 3 kwam zoonlief binnenlopen, bleef even staan om goed te luisteren om. 'Dat is grappig, dit heb ik ook!' riep hij vervolgens uit.

Bijna niemand kent het album Ha-Satan van de Eindhovense band Lookapony, maar in huize Willems zijn twee exemplaren van die plaat te vinden (en nee, ons huis staat niet in de buurt van Eindhoven).

2. Wie Bob Dylans boek Chronicles vol. 1 heeft gelezen, zal zich vast nog de passage over Bob Dylans ontmoeting met Thelonious Monk herinneren. Voor wie het is vergeten, dit is wat Bob Dylan schreef: 'Monk played at the Blue Note on 3rd Street with John Ore on bass and the drummer Frankie Dunlop.

Sometimes he'd be in there in the afternoon sitting at the piano all alone playing stuff that sounded like Ivory Joe Hunter - a big half-eaten sandwich left on top of his piano. I dropped in there once in the afternoon, just to listen - told him I played folk music up the street. "We all play folk music," he said. Monk was in his own dynamic universe even when he dawdled around. Even then, he summoned magic shadows into being.'

In 1966 was Thelonious Monk in Nederland voor een of meerdere concerten. Kwee Siok Lan interviewde de pianist voor Wereld Kroniek. Het interview is te vinden in de editie van dat tijdschrift van 14 mei 1966:

Kwee Siok Lan: 'Kent u Bob Dylan, de folksinger en dichter, van wie zelfs wordt gezegd dat hij de grootste dichter is van deze eeuw?'

Thelonious Monk: 'Nooit van gehoord!'

Is Monks geheugen slecht? Is hij tegendraads? Of moeten we Bob Dylans Chronicles vol. 1 met een korreltje zout nemen? Antwoord op een briefkaart naar het bekende adres.

Meer over  Thelonious Monk en Bob Dylan staat hier.

* ~ * ~ *

Als jochie van een jaar of acht, negen bestond mijn gehele stripcollectie uit vijf albums van Asterix en twee van Suske & Wiske. Suske & Wiske vond ik niet eens echt geweldig, maar die albums van Asterix heb ik aan gort gelezen. Ik las ze zo vaak, dat ik precies wist welke grap op welke bladzijde staat. Ik kende die boeken van voor naar achter uit mijn hoofd en toch bleef ik ze iedere keer weer opnieuw lezen.

En altijd als mijn vader mij trof met mijn neus in Asterix, zei hij hetzelfde: 'ga toch eens een echt boek lezen.' Ik had een bloedhekel aan - zoals hij dat noemde - 'echte boeken'. 

Het is goed gekomen, ik ben eigenwijs gebleven en de stripcollectie telt inmiddels 1000+ banden & ook 'echte boeken' bleken uiteindelijk wel mijn interesse te hebben. Dubbeleigenwijs dus.

Tussen 1994 en 2007 publiceerde Erik Kriek tien afleveringen van Gutsman Comics, misschien wel het beste wat er in Nederland op stripgebied is uitgebracht. Neem nou het derde nummer in deze serie. Acht verhalen, variërend in lengte van één tot vijf pagina's en - behalve de titels - geen letter tekst. Kriek verstaat de kunst van het vertellen van zijn verhalen met niets meer dan zijn tekeningen en - met uitzondering van de kaft - alles in zwart-wit. Er wordt gerookt, gevloekt. Er is seks en muziek en piraten in deze Gutsman. O en Tigra - het liefje van Gutsman - gaat de ruimte in (of toch niet).

Het grote probleem is dat ik Gutsman Comics kan aanbevelen tot ik scheel zie, de kans dat je ze onder ogen krijgt, is helaas niet heel groot. De tien delen Gutsman Comics zijn - voor zover ik weet - niet meer nieuw te krijgen. Tweedehands natuurlijk wel, maar de vraagprijzen voor deze comics zijn werkelijk absurd. Je kunt mazzel hebben natuurlijk, zoals ik een paar keer heb gehad, dat je tegen een goedkoper exemplaar aanloopt, maar dat vergt wel een tijdsinvestering, vastberadenheid en doorzettingsvermogen. In mijn zoektochten naar Gutsman Comics heb ik inmiddels drie paar schoenen versleten. Een aardig alternatief voor de losse comics is het boek Gutsman Comics volume 1, een verzamelband waarin vijf van de tien delen zijn opgenomen. Dat boek is nog redelijk makkelijk te krijgen.

Veel beter zou het natuurlijk zijn wanneer de tien delen Gutsman Comics opnieuw uitgegeven worden, bij voorkeur als tien losse delen, maar in een mooi verzorgde verzamelband mag ook.

Welke uitgever durft het aan? Gutsman Comics van Erik Kriek verdient het om weer voor iedere stripliefhebber bereikbaar te zijn.

* ~* ~*

In 1995 verscheen het boek High Fidelity van Nick Hornby. Hoofdpersoon Rob Fleming - eigenaar van de Londense platenzaak Championship Vinyl - wordt door zijn vriendin verlaten waardoor hij in een crisis terecht komt. In de platenzaak praten Rob en zijn twee medewerkers over muziek en maken desert island-lijsten over van alles en nog wat, maar vooral muziek. 

Het boek High Fidelity is werkelijk briljant. Erg geestig. Zeker op mijn desert island top 5 boekenlijst. 

Vijf jaar na het boek verscheen de gelijknamige film met John Cusack in de hoofdrol en een erg geestige Jack Black als een van de twee medewerkers van Championship Vinyl. Absoluut een top 5 desert island film. De gelijknamige televisieserie uit 2020 is zeker ook de moeite waard (de musical uit 2006 ken ik niet en dat wil ik graag zo houden).

Even terug naar de film: bij een verhaal waarin een platenzaak een grote rol speelt en de bijbehorende liefde voor muziek van het scherm druipt, hoort een killer soundtrack. Die soundtrack is er en bevat songs van onder andere The Thirteenth Floor Elevator, Velvet Underground, Bob Dylan, Love, The Beta Band, Stereolab en Stevie Wonder. Een prima soundtrack. 

Er is echter - naar mijn smaak - altijd een probleem met deze soundtrack geweest: hoewel in 2000 ook op dubbelelpee verschenen (in een zeer beperkte oplage), is die soundtrack heden ten dage eigenlijk bijna uitsluitend op cd te krijgen. Niks mis met cd's, maar het vloekt wel met de liefde voor vinyl die in de film High Fidelity wordt tentoongespreid. Wie de soundtrack High Fidelity op elpee wil hebben - zoals het hoort - moet diep in de buidel tasten, als je al de mazzel hebt een tweedehands exemplaar tegen te komen. Dat schuurt.

Vandaag is daar verandering in gekomen. In het kader van Black Friday is de soundtrack van High Fidelity opnieuw op elpee verschenen. En ja, de platenkoper wordt heden ten dage misbruikt als melkkoe en nee, die nieuwe persing van de soundtrack van High Fidelity is niet goedkoop, maar laten we nou eerlijk zijn, de soundtrack van High Fidelity beluister je op elpee, niet op cd of streaming.

Voor de betweters & opletters: naar welk album knipoogt de hoes van de soundtrack van High Fidelity? Antwoord op een briefkaart naar het bekende adres. Uit de inzenders die het juiste antwoord weten te geven wordt een winnaar gekozen. De prijs: eeuwige roem.





Man (51) ontdekt muziek #1

Twee moet ik zijn geweest toen mijn ouders mij verplaatsten naar de andere kant van het land. Ik groeide daar op, maar voelde me er nooit thuis. Ik paste niet. Men keek vreemd uit de ogen & sprak in een verbasterde versie van het Nederlands. Het onbegrip was wederzijds. 

Als puber dacht ik dat de beste reactie terugschoppen was & dus kocht ik een gitaar & begon een bandje. Standaardschopbezetting: twee gitaren, bas en drums. Een schuurtje op het erf van het ouderlijk huis van de drummer deed twee keer per week dienst als oefenruimte. Er moest tempo gemaakt worden met songs schrijven en covers leren, nog voor de beoogde bassist een instrument gekocht had, was een eerste optreden namelijk al gepland. Een half uur tijdens een schoolfeest. We zouden ze overdonderen, shockeren, de stuipen op het lijf jagen met onze eigen, geheel unieke muziek, een mix van garage, punk en onkunde. 

Een week voor we het podium zouden beklimmen, barstte de bom. Ik weet niet meer wie de stekker eruit trok, maar goed kwam het niet meer.

Hoeveel bandjes telt Nederland, bandjes die het denken te gaan maken, maar nooit de oefenruimte verlaten? 

De uit Eindhoven afkomstige viermanformatie Lookapony is de oefenruimte uitgekomen en hebben het gemaakt. Hun in 2017 verschenen album Ha-Satan ligt om de haverklap op de draaitafel in huize Willems. Dan heb je het in mijn beleving gemaakt. Oké, er zijn geen singles van Ha-Satan die maanden in de hoogste regionen van de hitlijsten ronddoolden. Oké, afgaande op wat Discogs meldt zijn er niet veel mannen & vrouwen die Ha-Satan hoog hebben zitten. Volgens die site zijn er slechts achttien mensen die het album bezitten en twee die het graag zouden willen hebben. Maar aan het eind van de dag maakt dat geen ene f*ck uit. Ha-Satan is een prima plaat - genre garagerock -, hoe veel of hoe weinig mensen dat ook horen doet er simpelweg niet toe. Lookapony heeft een plaat gemaakt en die plaat kicks ass. Dat is succes. 

Goede stem ook heeft die zanger. 

De website van Lookapony laat zich makkelijk vinden. Het wekt helaas enigszins de indruk al jaren niet meer bijgewerkt te zijn. Geen idee in hoeverre je nog een reactie krijgt wanneer je via die site het album Ha-Satan besteld (of het bijbehorende t-shirt). Hoe ik aan Ha-Satan kom? Mazzeltje in een uitverkoopbak.

Zou Lookapony nog te boeken zijn voor concerten in de regio Eindhoven of zou de band inmiddels uit elkaar gevallen zijn? 

Nederland telt duizenden bandjes. Een van die bandjes is (of was) Lookapony, een kwartet dat met Ha-Satan een lekkere plaat heeft gemaakt. Een plaat die ik maar blijf draaien. Een plaat vol aanstekelijke, aangenaam voort rammelende songs. 'Hate Me, I'm Weird' is een van die songs. En ik snap het, ook ik ben 'weird' & onbegrepen & daardoor ooit een bandje begonnen. Niet dat dat bandje van mij wat was. Lookapony is wel wat & meer dan dat. Ga dus op zoek naar dat album. Ha-Satan heet het & het is goed.


links:

Website Lookapony

aantekening #9091 - Arrested Development, Junior Wells & Sly And The Family Stone

Rap, hip hop is nooit echt mijn ding geweest. Oké, als 'Me, Myself & I' van De La Soul, 'Fight The Power' van Public Enemy of 'Sabotage' van Beastie Boys voorbij kwam op de radio of in een van de muziekprogramma's op de vaderlandse buis, dan draaide ik mijn hoofd niet weg, maar een van die platen kopen? Nee, nooit gedaan. Eén keer ben ik bijna in de verleiding gekomen, dat was in 1992 met het verschijnen van 3 Years, 5 Months And 2 Days In The Life Of... van Arrested Development. 
Toen ik het album jaren later in een kringloopwinkel tegenkwam, kocht ik het alsnog. Goede plaat. Ik draai het niet vaak (genoeg), maar toch: goede plaat.
De vierde single die van dit album werd uitgebracht was 'Mama's Always On Stage', dat herinner ik me niet, dat zie ik op Discogs. Volgens de website van de Top 40 was het geen grote hit - 3 weken in de lijst, niet hoger gekomen dan plek 36 - maar ondanks dat het maar een matige hit was, moet ik het toen op de radio gehoord hebben. Ik weet zeker dat ik tegen een ieder die het maar hoorde willen pochte dat ik wist waar de sample waarmee de song opent - achtereenvolgens twee stemmen, een gitaar en een mondharmonica - vandaan kwam: het album Hoodoo Man Blues (1965) van Junior Wells' Chicago Blues Band with Buddy Guy en met dank aan het herkennen van die sample ging ik die plaat opnieuw beluisteren. 
Zo'n vier jaar voor het op de radio horen van 'Mama's Always On Stage', was ik in de lokale platenzaak (afmeting postzegel). Een van de wand vullende kasten met elpees was verdwenen om plaats te maken voor het uitstallen van een nieuw fenomeen: de cd. Deze kast vol kleine plastic doosjes was niet het enige nieuwe dat ik ontdekte in de winkel. Ook was er - ergens achterin - een nieuwe bak gemaakt met een bordje 'uitverkoop' erboven en - iets meer in het midden - enkele bakken met tweedehands elpees, voornamelijk exemplaren uit de collectie van de winkeleigenaar zelf die had besloten op de cd over te stappen. Het was de tijd dat - als ik me goed herinner - een nieuwe elpee grofweg 25 gulden kostte en een elpee in de zogenaamde Nice Price serie voor 15 gulden gekocht kon worden. Met dank aan de uitverkoopbak was het ineens mogelijk om nieuwe elpees te kopen tussen de 5 en 10 gulden. Voor korte tijd, steeds meer elpees verdwenen uit de winkel en steeds meer cd's kregen de ruimte. Nog geen twee jaar later was de platenzaak verdwenen. Failliet, zo stel ik me voor. Hoe vaak ik er ook kwam, ik was altijd de enige klant. Ik herinner mij de uitverkoop-buitenkans voor het eerst te zien, vier, vijf keer door de uitverkoopbak bladerend van voor naar achter op zoek naar dat ene album dat ik altijd al wilde hebben - of op z'n minst herkende - zodat ik het voor minder dan de normale prijs mee naar huis kon nemen. Het probleem was dat ik geen enkel album in die uitverkoopbak herkende. Alleen maar platen van artiesten waar ik nog nooit van gehoord had. 
Ik heb lang getwijfeld, moet zo'n anderhalf uur in de winkel gebleven zijn. Een buitenkansje laten schieten of een gok wagen? Ik koos uiteindelijk voor het laatste - voor het eerst van mijn leven kocht ik een plaat op de gok. Een album van een muzikant waar ik nog nooit van gehoord had. In ieder geval stond het woordje 'blues' op de voorzijde van de hoes - twee keer zelfs - en de hoesfoto maakte duidelijk dat het niet zou gaan om nieuwerwetse dansshit, doemdenker dreun of - god help me - klassieke muziek. Ik betaalde 5 gulden en nam Hoodoo Man Blues van Junior Wells' Chicago Blues Band with Buddy Guy mee naar huis. 
Bij eerste beluistering viel die plaat nogal tegen. Bij het woord 'blues' dacht ik aan een man met een gitaar die op depressieve toon verslag deed over het vertrek van zijn vrouw en / of de dood van zijn hond, maar de songs op Hoodoo Man Blues klonken eerder opgewekt dan te neer geslagen. De plaat verdween in de kast om er nog maar zelden uit te komen, tot 1993 en het horen van 'Mama's Always On Stage' van Arrested Development dat dus begint met een sample van dit album en wel van 'We're Ready' kant 2, track 3. 
Ik heb in die tijd meerdere Arrested Development-fans uit het dorp op bezoek gehad om te luisteren naar Junior Wells. En ik heb die plaat nog steeds, inmiddels is het een geliefd bezit geworden, niet alleen vanwege dat verhaal, maar ook omdat ik de muziek heb leren waarderen. 
Maar nu komt het gekke. Ter voorbereiding op bovenstaand stukkie zocht ik op Discogs de releasedatum van 'Mama's Always On Stage' van Arrested Development op. Op de achterzijde van het hoes van die single - zo lees ik op Discogs - staat: 'Mama's Always On Stage' contains portians of the composition 'Snatch It Back And Hold It' written by Buddy Guy and Junior Wells
'Snatch It Back And Hold It' is de openingssong van Hoodoo Man Blues, maar waarmee 'Mama's Always On Stage' opent, komt zeker niet uit deze song, maar uit 'We're Ready'. Heeft iemand zich vergist in de songtitel, of bevat 'Mama's Always On Stage' ook een sample uit 'Snatch It Back And Hold It'? Hoe vaak ik ook luister naar 'Mama's Always On Stage', 'Snatch It Back And Hold It' en 'We're Ready', ik kom er niet uit. 

Zoals boven geschreven, was 'Mama's Always On Stage' de vierde single van het album 3 Years, 5 Months And 2 Days In The Life Of.... Minstens zo interessant is de tweede single van dit album: 'People Everyday' (4 weken Top 40, hoogste positie: 26). Het is geen geheim dat deze song fragmenten van 'Everyday People' van Sly And The Family Stone bevat. 
Sly And The Family Stone associeer ik met Woodstock. Je weet wel, het festival uit 1969. Lange haren, goede muziek, modder & drugs, dat was - kort samengevat zo ongeveer Woodstock. 
Ik weet niet meer of ik Sly & co. in de film Woodstock zag of hoorde op het gelijknamige soundtrackalbum. Misschien wel beide. Misschien was het ook wel de van de televisie opgenomen film Woodstock Diary uit 1994 waarin ik kennismaakte met 'I Want To Take You Higher' van Sly And The Family Stone. 
En 'Everyday People' kende ik ook wel ergens van voor ik Arrested Development hoorde, maar waarvan, werkelijk geen idee meer. Feit is wel dat ik nooit de behoefte heb gevoeld om ook maar iets van Sly And The Family Stone te kopen. En toch ging ik anderhalve week geleden op de platenbeurs overstag toen ik het album Stand! (1969) van Sly And The Family Stone tegenkwam. Het ligt nu voor de vierde of vijfde keer sinds die beurs op de draaitafel. Erg onder de indruk ben ik van het bijna veertien minuten durende instrumentale nummer 'Sex Machine', maar hoe goed deze song ook is, de trofee voor oorwurm-van-de-week gaat toch echt naar 'Everyday People'. 
Funk, soul met een hintje kinderliedje (!) - iets wat me aanvankelijk irriteerde, maar nu intrigeert. Het valt niet mee om stil te blijven zitten als 'Everyday People' voorbij komt. En dan de tekst, zowel naïef simplistisch als helaas nog steeds relevant. En misschien is het juist wel goed dat die tekst haast in kinderlijke bewoordingen nog eens uitlegt wat we eigenlijk allemaal wel weten. En dan ook nog op tot beweging uitnodigende muziek. 
Ik kan er niks aan doen, maar afgelopen week dacht ik in al mijn eenvoud dat het misschien een goed idee is om vanaf heden iedere ministerraad te starten met een dansje op 'Everyday People' en dan allemaal uit volle borst meezingen: 

Sometimes I'm right and I can be wrong
My own beliefs are in my song
The butcher, the banker, the drummer and then
Makes no difference what group I'm in
I am everyday people, yeah, yeah

There is a blue one who can't accept
The green one for living with
A fat one tryin' to be a skinny one
Different strokes for different folks
And so on and so on and scooby-dooby-dooby
We got to live together

links:

Bob Dylan - The Bootleg Series vol. 18; The Villager

Steve Jenkins, directeur van Bob Dylan Center in Tulsa, heeft laten weten dat najaar 2025 deel 18 van The Bootleg Series zal verschijnen met 'very early material'. Wie de laatste jaren enigszins heeft opgelet, zal niet verrast zijn door deze aankondiging. Zo verklapte een anoniem gebleven persoon 'close to the Bob Dylan camp' in september 2018 al dat zo'n deel van The Bootleg Series eraan zat te komen. Werktitel: The Villager. (Zie hier)

Dit nieuwe deel van The Bootleg Series - aldus die anoniem gebleven tipgever uit 2018 - zou dan gevuld zijn met opnamen van voor november 1961, voor het opnemen van het album Bob Dylan. De eerder genoemde werktitel The Villager is natuurlijk een verwijzing naar Greenwich Village, het deel van New York waar Bob Dylan zijn carrière begon. Dat zou betekenen - mocht de titel aangeven dat het uitsluitend om Dylans vroege Village-dagen gaat - dat dit deel van The Bootleg Series de periode januari tot en met november 1961 beslaat. Dat gezegd hebbende zou het me niet verbazen wanneer The Villager ook opnamen van voor Dylans aankomst in New York (januari 1961) en mogelijk ook het een en ander van na november 1961. 

The Villager sluit met deze veronderstelde periodeafbakening goed aan op de tentoonstelling How Many Roads: Bob Dylan and his changing times, 1961 - 1964 die op dit moment te zien is in het Bob Dylan Center in Tulsa. 

Tot er een officiële aankondiging is, blijft het natuurlijk speculeren over wat er precies op The Villager zal komen te staan. In het eerder aangehaalde artikel uit 2018 was er sprake van 'some beautiful-sounding tapes that nobody has ever heard' en zo zijn we het ook gewend van de samenstellers van The Bootleg Series: veel nooit eerder gehoord materiaal en als het dan toch gaat om eerder circulerende of uitgebrachte muziek, dan in context en in betere geluidskwaliteit.

Tot slot kan ik het niet laten om kort te speculeren over de schrijver van de liner notes voor dit nieuwe deel van The Bootleg Series. Afgelopen augustus schreef ik hier over het toen net aangekondigde boek Talkin' Greenwich Village: The Heady Rise and Slow Fall of America’s Bohemian Music Capital van David Browne. Is het heel gek om te denken dat het zomaar zou kunnen dat deze David Browne de liner notes voor The Villager schrijft?

Hoewel in augustus al besteld, kreeg ik net bericht dat Talkin' Greenwich Village morgen wordt bezorgd. Precies op tijd om te lezen voor het verschijnen van het achttiende deel van The Bootleg Series begin volgend jaar.

Georgie Beatnik

Afgelopen weekend was de grote platenbeurs in de Brabanthallen in Den Bosch, een walhalla voor de vinylliefhebber. Het leukste aan die platenbeurs is niet zozeer het vinden van die ene, al lang gezochte plaat, maar het vinden van platen waar je (ik) helemaal niet naar op zoek was. Platen waarvan je het bestaan niet eens wist. Zo heeft mijn zoon - een lid van de nieuwe generatie platendraaiers - een verzamelalbum vol songs van Mexicaanse bands gekocht, opnamen uit de jaren zestig, Mexicaanstalige covers - naast enkele originals - van bekende songs van onder andere The Troggs, The Kinks, Paul Revere & The Raiders, en The Seeds. Een plaat vol erg leuke muziek waar hij bij toeval op stuitte. 

Drie van mijn niet gezochte vondsten hebben de Beatnik-connectie. Met trots & blijdschap houd ik er hier twee omhoog, voor iedereen te zien, om af te ronden met een knipoog: 'Georgie Beatnik'.

Het zal niemand die mij kent verrassen dat ik een zwak heb voor de werken van de schrijvers van de Beat Generation. In 1958 bedacht journalist Herb Caen voor de volgers van de Beat Generation de naam Beatniks - een samentrekking van Beat en Spoetnik. Voor meer over Beatniks & Beat Culture, zie hier.

Ergens eind jaren vijftig, begin jaren zestig waren de Beatniks een aanwezigheid om rekening mee te houden. Het was zo rond 1959, 1960 in Amerika onmogelijk om nog nooit van de Beatniks, van schrijvers als Jack Kerouac, Allen Ginsberg of Babs Gonzalves, van muziek als bebop - een vorm van jazz vaak geassocieerd met de Beats -, boeken als Naked Lunch en On The Road, en literaire tijdschriften als Evergreen Review gehoord te hebben. Het gevolg van de alom tegenwoordigheid van Beatniks was dat ze overal leken op te duiken. 

Op de grote platenbeurs in Den Bosch vond ik de elpee Clay Tyson Digs The Beatniks van - hoe kan het ook anders - komiek Clay Tyson. Die plaat verscheen in 1969 en begint met het in 1960 op single verschenen komediestuk 'The Beatniks'. De humor is (uiteraard) gedateerd, maar nog steeds een grappig stuk om eens te beluisteren. En kijk naar die hoes, zo'n dikke Amerikaanse hoes, om in te lijsten zo mooi. 

Een tweede DB-plaat met een knipoog naar de Beatniks is Twist Party At The Roundtable van Carl Holmes & The Commanders uit 1962. Nee, het dansen van de twist associeer ik niet met Beatniks, in de verste verte niet. Het gaat dan ook niet op de muziek op dit album - overigens heerlijke muziek, niks mis mee, maar dit terzijde. De Beatnik-link is te vinden in de liner notes van Herm Schoenfeld. Naast dat Schoenfeld de Beats noemt in z'n hoestekst, is het vooral de stijl waarin hij zijn de plaat aanprijzende woorden heeft geschreven die aan de Beats doet denken. Schoenfeld:

Everybody's TWISTING!
Uptown, Downtown & Out-of-Town!
Everybody TWISTING!
Washington bureaucrats, Wall St. Bears!
Stouts & Thins & Hips & Squares!
The Proletariat. The Bourgeoisie!
The JFKers. The G.O.P.!
Aquanauts, Astronauts, Just Plain Joes!
Sheiks and Greeks and Eskimos!
Lieber & Stoller; Lerner & Loewe!
Gina, Sophia & Brigitte Bardot!
Big-Time Spenders. Money-Lenders!
Teetotalers & Elbow-Benders!
Hog Callers & Home Run Hitters!
Marlon Brando & Baby Sitters!
Beats & Beards & Buddist Cats!
(Layin' it down in Walk-Up flats!)
Rock & Rip & Rex & Rory!
Robert Stack & Victor Jory!
Dr. Kildare: "Diagnosis?"
Ben Casey: "Twist Psychosis!"
Everybody's TWISTING!
Wanna Make It? The Commanders Shake it!
Everybody's TWISTING!

Als dat geen ik-doe-eens-een-Beat-tekst van Herm Schoenfeld is, weet ik het niet meer. 

Zoals hierboven geschreven, is er nog een derde Beatnik-link te vinden in mijn DB-platen, maar die bewaar ik voor een later moment. Iets met niet al m'n kruit in één keer verschieten. 

Op de draaitafel ligt nu Bob Dylan, nog zo'n Beatnik-link. 

Voor ik afhaak voor dit moment, mag ik iedereen nog even aanraden om naar 'Georgie Beatnik' (1959) van Bobby and Billy te luisteren, dat kan hier.



I saw the best minds of my generation....

Ik kocht afgelopen vrijdag een oud tijdschrift omdat er een artikel in staat dat ik wilde lezen, maar het gaat me nu even niet om dat tijdschrift of het artikel. Het gaat mij om wat ik bij thuiskomst tussen de pagina's van dat tijdschrift vond. Een vorige eigenaar van dat tijdschrift moet het tussen de pagina's gestoken hebben, geen idee waarom. Misschien om het te bewaren, misschien in een vlaag van verstandverbijstering even vlug er tussen geschoven. Mogelijk zet de vorige eigenaar nog wekelijks z'n huis op z'n kop omdat hij weet dat hij het moet hebben, maar niet meer weet waar hij het heeft gelaten. Het zou herkenbaar zijn - ik ben ook vaak dingen kwijt - maar heel waarschijnlijk nou ook weer niet want om nou te zeggen dat het heel bijzonder is wat tussen de bladzijden van dat afgelopen vrijdag gekochte tijdschrift zat, nee heel bijzonder is het niet. 

Ik heb het over een flyer, een stukje wat dikker papier van grofweg 22 bij 10 centimeter aan beide zijden bedrukt, dat zat er tussen de pagina's van dat tijdschrift. Die flyer vertelt in vijf stappen het verhaal van Allen Ginsbergs gedicht 'Howl' van de eerste keer dat de dichter het voorlas - op 6 oktober 1955 - via de rechtszaak waarin bekeken werd in hoeverre het gedicht obsceen is (en daarmee boekhandel City Lights Bookstore in San Francisco strafbaar wegens het verkopen van obscene teksten) tot het oordeel van rechter Clayton Horn in de zomer van 1957. Horn achtte 'Howl' niet obsceen en dus kon en kan de dichtbundel Howl And Other Poems van Allen Ginsberg door iedereen die maar wil gekocht en gelezen worden. 

Tot zover niks bijzonders. 

Wat mij aan het denken zette is dat na de op de flyer genoemde vijfde stap - de uitspraak van rechter Horn - er een zesde stap gemaakt wordt, naar 2006 het heden op het moment dat de flyer werd gepubliceerd. Ik lees: 

Now entering its fiftieth year of continuous publication, Howl has nearly one million copies in print. In 2006, City Lights [de uitgever van Howl and Other Poems en van deze flyer] will join with many other institutions and individuals to celebrate the landmark publication and its groundbreaking role in literature. At a time when the forces of conservatism and censorship are again posing a particulairly ominous threat to artistic and personal freedom, Howl stands as a prophetic masterpiece, a revolution of American literature and American conciousness, a milestone and a compass to map the direction of the cultural future. 

Inmiddels zijn we achttien jaar verder. De flyer ligt naast mij. Hebben we vooruitgang geboekt sinds City Light deze flyer uitgaf? zo vraag ik me af. Lopen we voor- of achteruit?

Mijn vrouw noemt mij soms een piskijker. En hoewel ze het meestal gekscherend bedoelt, kan ik nu alleen maar concluderen dat ze gelijk heeft. Ik ben een piskijker. Als het gaat om ruimdenkendheid, om de mogelijkheid om te zijn wie men is, is er sinds 2006 misschien wel eerder sprake van achteruitgang dan stappen in de goede richting. 

Is het denkbaar - zo vroeg ik me af - dat anno 2024 het oordeel over 'Howl' van rechter Horn uit 1957 teruggedraaid wordt? Ik heb werkelijk geen flauw idee of dat wettelijk gezien mogelijk is, maar gerust ben ik er niet op. En dat maakt mij triest. Het feit dat het niet ondenkbaar is - en ik ben er van overtuigd dat het anno 2024, misschien wel voor het eerst sinds 1957, niet ondenkbaar is dat Allen Ginsbergs dichtbundel Howl and Other Poems - en daarmee het titelgedicht - in de ban wordt gedaan, stemt me niet alleen triest, maar vooral ook kwaad.

Dan kun je denken dat het allemaal wel niet zo'n vaart zal lopen, maar bedenk je dan ook even hoeveel scholen inmiddels werken met lijsten met verboden boeken. En je kan er gif op innemen dat Howl and Other Poems - samen met heel veel andere titels - op heel veel van die lijsten staat. Oké, dat is in Amerika, niet hier. In Nederland werken we niet met lijsten met verboden boeken. (Toch? Toch??) Hier doen we dat anders. Hier doen we dat netjes. Hier dreigen we via sociale media een schrijver over de kling te jagen omdat hij een stuk fictie heeft geschreven dat ons niet zint. 

Lopen we voor- of achteruit? Mag jouw zoon of dochter Howl and Other Poems van Allen Ginsberg lezen? Heb je het zelf gelezen? In de trein, in het openbaar, de titel van de bundel voor alle omstanders goed zichtbaar?

Nogmaals: lopen we voor- of achteruit?

Ik ben een piskijker.



John Szwed - Cosmic Scholar; The Life And Times Of Harry Smith

In het boek Paper Airplanes staan foto's van de 251 bewaard gebleven papieren vliegtuigjes uit de collectie van Harry Smith. Foto's van vliegtuigjes gevouwen van boodschappenlijstjes, folders, tekeningen, brieven of gewoon een wit vel papier. Vliegtuigjes met een scherpe punt of juist een platte neus. Vliegtuigjes met brede vleugels of juist smalle vleugels. Op ieder vliegtuigje staat een datum en een plaats geschreven zodat achteraf nog duidelijk is waar en wanneer het vliegtuigje werd gevonden. 

251 vliegtuigjes waarvoor Harry Smith zich bukte om het van de stoep op te pakken, rende om een door de lucht glijdend vliegtuigje te pakken te krijgen, de straat op rende om het vliegtuigje te grijpen voor het werd platgereden door een aanstormende taxi.

251 papieren vliegtuigjes lijkt veel, maar het is slechts een fractie van de vliegtuigjes die Harry Smith verzamelde. Het overgrote deel van zijn verzameling vliegtuigjes is tijdens een verhuizen, een uit huis plaatsing of een volgende verhuizing verdwenen. 

Het is een uitermate fascinerende verzameling, die 251 papieren vliegtuigjes. Nog fascinerender is de man die ze verzamelde: Harry Smith.

Die vliegtuigjes komen kort voorbij in de 400 pagina's dikke biografie Cosmic Scholar (2023) die John Szwed over Harry Smith schreef.

Antropoloog, schilder, filmmaker, musicoloog, occultist en rare snuiter Harry Smith (1923 - 1991) wordt vandaag vooral herinnerd als de samensteller van The Anthology Of American Folk Music, een zes elpees tellende verzameling opnamen uit de periode 1926 - 1933 welke een enorme impact heeft gehad op de folk-revival van begin jaren zestig.

Cosmic Scholar; The Life And Times Of Harry Smith laat zien dat Smith veel meer was dan de man achter The Anthology. Hij verzamelde naast 78 toeren platen bijvoorbeeld - zoals ik hierboven al schreef - papieren vliegtuigjes, hij maakte opnamen van straatgeluiden en kon avond aan avond naast Thelonious Monk op het podium van de Five Spot zitten, op zoek naar patronen in het spel van de jazzpianist. Daar, zittend naast de pianospelende Monk, ontmoette hij voor het eerst de dichter Allen Ginsberg. 

Ginsberg nam Harry Smith - toen die laatste weer eens verlegen zat om een verblijfplaats & geld - in huis, een actie van medemenselijkheid waar hij snel spijt van zou krijgen, aldus Szwed in Cosmic Scholar. In het boek Photographs (1990) staat een schitterende, in januari 1985 door Allen Ginsberg genomen foto van Harry Smith die melk inschenkt. Met een knipoog naar Smiths interesse in alchemie schreef Ginsberg onder het portret van Harry Smith '... transforming milk into milk'.

Er is een schitterend verhaal - ooit in Dylan-fanzine The Telegraph gepubliceerd en nu ook opgenomen in Cosmic Scholar - over Bob Dylans bijna ontmoeting met Harry Smith.

In 1985 bezocht Bob Dylan Allen Ginsberg om hem zijn nieuwe album Empire Burlesque te laten horen. Toen Bob Dylan hoorde dat Harry Smith op een kamertje in het appartement van Ginsberg woonde, hoopte hij op een ontmoeting. Ondanks aandringen van Ginsberg weigerde Smith om de deur van zijn kamer open te doen.

Binnen de Dylan-wereld is dit inmiddels een bekend verhaal. Het aardige van Cosmic Scholar is dat John Szwed niet alleen weet te vertellen dat tijdens de Grammy-uitreiking in 1991 Bob Dylan opnieuw op een ontmoeting aandrong en Harry Smith wederom weigerde, maar ook geeft hij - in de woorden van Smith - een reden voor het weigeren Dylan te ontmoeten.

Bovenstaande is slechts één voorbeeld van de vele anecdotes die John Szwed heeft weten op te tekenen voor zijn biografie van Harry Smith. Voor wie geïnteresseerd is in The Anthology Of American Folk Music, The Beat Generation, antropologie, underground film, Bob Dylan en natuurlijk vooral Harry Smith, is Cosmic Scholar van John Szwed een absolute aanrader. 



aantekening # 9073

Ik slaap regelmatig slecht, vooral als ik weet dat er de volgende ochtend iets op stapel staat. Gisteren was ik er weer eens voor dag en dauw uit & om de tijd tot vertrek wat te doden, bladerde ik wat door enkele tijdschriften, waaronder ArtReview (vol. 76 no. 7 oktober 2024). Niet dat ik echt las - te onrustig in de kop - het was meer plaatjes kijken.

Op bladzijde 70 staat een foto van wat zich - in al mijn oneerbiedigheid - misschien het best laat omschrijven als een gebreide knuffel voorstellende een Marsmannetje. Bij het zien van die foto, was er gelijk de herkenning: dit staat op een albumhoes van Sonic Youth.

Volgens de informatie in ArtReview gaat het om een werk van Mike Kelley uit 1991 met de titel Ahh... Youth! Op de foto is slechts een detail van het werk te zien. Op de website van Museum Boijmans Van Beuningen is Ahh... Youth! in z'n geheel te zien & blijkt de foto van de oranje afgebeelde knuffel er een van acht te zijn. Zie hier.

Ik meen mij te herinneren in een grijs verleden ooit het album Washing Machine van Sonic Youth beluisterd te hebben. Althans, ik deed een poging. Ik gaf het halverwege op. Mijn oren waren nog te jong voor de muziek van Sonic Youth. Omdat ik niet snel opgeef, heb ik het jaren later ook nog eens geprobeerd met Goo met hetzelfde resultaat: ik heb niet het eind van de plaat gehaald. Ik geef niet snel op & dus heb ik niet zo lang geleden mijn eerste Sonic Youth gekocht, het cd'tje Evol & hoewel het nog niet helemaal mijn ding is, is het kwartje al wel vallende, zal ik maar zeggen. Ik heb nog een paar luisterbeurten nodig. 

Maar nu is er die herkenning van het werk van Mike Kelley dat gebruikt werd voor de hoes van een album van Sonic Youth. Ik heb het even moeten nakijken: het gaat om het album Dirty uit 1992. En ondanks mijn niet altijd even succesvolle ervaringen met het luisteren naar Sonic Youth, wil ik nu toch echt Dirty horen, alleen vanwege dat maffe toeval waarbij ik slecht slaap & door ArtReview blader om de tijd te doden om het op bladzijde 70 afgebeelde werk te herkennen als gebruikt voor een albumhoes van Sonic Youth. 

Bent u er nog?

De hoes heeft z'n werk gedaan. Met dank aan het werk van Mike Kelley wil ik luisteren naar Dirty. Het is een fenomeen dat mij steeds meer intrigeert: de verleidende werking van de albumhoes.

Of singlehoes, mag ook.

Vorige maand trof ik in een platenzaak een collectie singles in de meest schitterende hoezen aan, singles van artiesten waar ik in de meeste gevallen nog nooit van gehoord had. Ik kocht er een aantal, afgaande op de hoezen, niet kijkend naar de namen van de muzikanten. Dat is een aangename manier om nieuwe muziek te ontdekken. Eén van de gekochte singles (of liever: minialbum op singleformaat) is Electriciy Vs Insects van Prick Decay & Thurston Moore. 

Die laatste is natuurlijk een van de leden van Sonic Youth. 

~ * ~ * ~

De WTF-covers top 3 van oktober 2024:

1. Perry Friedman & Arno Wyzniewski - Masters Of War

2. Jack Webb - Try A Little Tenderness

3. Coco M. - Walk On The Wild Side

Om te gaan van erg naar erger, begin ik met de cover van Lou Reeds 'Walk On The Wild Side'. In de versie van Coco M. is er niets over van dat heerlijke basloopje van Herbie Flowers dat 'Walk On The Wild Side' (mede) tot zo'n oorwurm maakt. (De aflevering over Lou Reeds Transformer in de documentaireserie Classic Albums is een aanrader, hierin wordt o.a. uitgelegd hoe dat bassloopje oor Flowers gespeeld werd.) In plaats van dat basloopje biedt Coco M. koebellen, computerklanken, een geknutselde mannenstem die steeds weer 'rockin' to the beat' en ander onzin uitkraamt. Tenenkrommend. Luister hier

De hoes van het album Golden Throats waar ik Jack Webbs versie van 'Try A Little Tenderness' op vond, geeft al weg dat de luisteraar niet al te veel moet verwachten van de covers op dit album. 

Star Trek-acteurs Leonard Nimoy en William Shatner die respectievelijk 'Proud Mary' en 'Mr. Tambourine Man' brengen. Mae West die 'Twist And Shout' doet ('zingt' durf ik niet te schrijven), om eens wat te noemen. Wat Golden Throats te bieden heeft, werkt vooral op de lachspieren. 

Het dieptepunt op dit eerste deel van Golden Throats (er zijn 4 delen!!) is toch wel Jack Webbs versie van 'Try A Little Tenderness'. 

Denk even aan de werkelijk schitterende versie die Otis Redding van deze song opnam en als je het je zo 1, 2, 3 niet voor de geest kunt halen, luister hier. Wat Redding doet, snijdt door de ziel. De liefde, het verlangen, de lust druipt van die opname af. 

Jack Webb heeft voor zijn versie ervoor gekozen om de tekst van 'Try A Little Tenderness' op een bedje van strijkers niet te zingen, maar voor te dragen als was het een Sinterklaasversie. Luister hier.

Daar waar de songs op Golden Throats bij elkaar gezet zijn om op z'n minst een frons bij de luisteraar op te roepen, misschien wel een lach, is de versie van Perry Friedman & Arno Wyzniewski van 'Master Of War' een bloedserieuze poging om de boodschap van Bob Dylans song op de luisteraar over te brengen. Maar in al hun ernst slaan Friedman & Wyzniewski de plank mis.

Helaas is er op YouTube geen opname van de Friedman / Wyzniewski-versie van 'Masters Of War' te vinden. Ik vond deze opname op de elpee 17. Festival des Politischen Liedes (Amiga 8 45 337). Het festival waar deze elpee een weerslag van is, vond plaats tussen 15 en 22 februari 1987. Tijdens dit festival brachten Friedman & Wyzniewski dus Dylans 'Master Of War', maar om de song voor het Duitse publiek verstaanbaar te maken, maakten Perry Friedman en Jörn Fechner een vertaling van de song.

En dus stonden Perry Friedman en Arno Wyzniewski in februari 1987 op een festival voor politieke liederen. Ik stel me zo voor dat ze er allebei bloedserieus bij keken. Zo klinkt het in ieder geval wel. Perry Friedman zingt Dylans 'Masters Of War' in het Engels, gedragen stem. Na iedere Engelse, gezongen regel van Friedman declameert Arno Wyzniewski de Duitse vertaling van die regel met vuur in zijn stem. Het probleem is dat de pauze tussen twee door Friedman gezongen regels niet altijd lang genoeg is voor Wyzniewski om zijn vertaalde regel voor te dragen waardoor het - met nog steeds ernst in de stem - struikelen geblazen is.

En dus is het eigenlijk triest. De mannen die hoopten 'Masters Of War' voor een Oost-Duits publiek te ontsluiten, werken 37 jaar later - ondanks alle goede bedoelingen - vooral op de lachspieren.

~ * ~ * ~

Ik heb een zwak voor de lijntjes die te trekken zijn tussen muziek en kunst (zie hierboven) en / of muziek en literatuur. Met de jaren wordt dat steeds erger / sterker. 

Misschien is dat ooit begonnen bij Jules Deelder. 

Als voorbereiding op mijn examen voor de middelbare school kocht ik een pakketje Bulkboeken. Dat waren op krantenpapier gedrukte goedkope uitgaven van titels die voor 'de lijst' gelezen konden worden. In één van die Bulkboeken stonden gedichten van onder andere Jules Deelder. Mijn eerste kennismaking met het werk van de Rotterdamse dichter.

Niet lang daarna zag ik Deelder verhalen vertellen, gedichten declameren & Deelderiaans te keer gaan in de lokale schouwburg. Ik zat op de voorste rij met open mond te luisteren. Aan het eind van zijn performance kwam er een doosje boeken het podium op. Deelder pakte er eentje uit, brak 'm open en las er uit voor, ondertussen het boek aanprijzend: niet alleen was de inhoud goed, ook de prijs laag. En als klap op de vuurpijl: wie als eerste een tientje tevoorschijn toverde kreeg het exemplaar - gesigneerd - waaruit hij net had voorgelezen, inclusief vlekken van het zweet dat van zijn voorhoofd in het boek was gevallen. Ik was de eerste, het boek waaruit hij voorlas is Jazz, een verzameling oude en nieuwe proza en poëzie over - hoe kan het ook anders - jazz. 

In Jazz las ik het gedicht 'No More Brew', dat begint zo:

Brew Moore, begenadigd tenor
uit de school van Lester Young,
stierf in Kopenhagen zoals 
hij had geleefd - straalbezopen,
geen stuiver op zak, met een
gebroken nek onder aan de keldertrap

Niet dat ik ooit van Brew Moore gehoord had, maar een mooi gedicht vond ik het wel. Erg mooi. Zonder enige moeite hoor ik die regels in de herkenbare stem van Deelder. Ik mompel ze vaak voor me uit, die eerste twee regels van 'No More Brew'.

Toen ik het boek Jazz kocht, luisterde ik nog niet naar de muziek waar de verhalen en gedichten in dat boek om draaien. Dat kwam later, véél later. Wat ik proefondervindelijk geleerd heb is dat luisteren naar jazz gevaarlijk is. Héél gevaarlijk, vooral voor de portemonnee. Het is verslavend en er is zo ongehoord veel goede jazz uitgebracht, dat hoe groot de kast met jazz ook is, het altijd nooit meer dan een fractie is van wat gehoord moet worden. Ik ben inmiddels niet meer te redden, ik koop veel jazz, héél veel jazz, maar gek genoeg ben ik in die grofweg tien jaar dat ik nu jazz koop nog nooit een plaat van Brew Moore tegengekomen. Natuurlijk wel albums van anderen waar Moore op meespeelt, maar nog nooit een plaat van de man zelf. Tot gisteren, ruim dertig jaar nadat ik voor het eerst de naam Brew Moore tegenkwam in een gedicht van Jules Deelder. In de bakken van een kleine-grote platenzaak (klein vloeroppervlak, grote hoeveelheid platen) vond ik een heruitgave van Brew Moore's self titled album uit 1958. Blij als een ei liep ik met de plaat naar de kassa waar de man achter de toonbank bij het zien van de plaat spotaan het eerste couplet van Deelders 'No More Brew' begon te declameren. 

Ik wist gelijk: dit is een platenzaak waar ik vaker moet zijn.

~ * ~ * ~


John Lee Hooker - Endless Boogie

Er is een flinke lijst op te noemen van muzikanten waar zoonlief en ik allebei graag naar luisteren. Zo hebben we bijvoorbeeld allebei een zwak voor Howlin' Wolf en Lightnin' Hopkins, om eens iets te noemen. Oude blues-knakkers dus. Maar er zijn zeker ook verschillen. Zo ben ik - om bij de oude blues-knakkers te blijven - nogal gecharmeerd van de muziek van John Lee Hooker, terwijl zoonlief die muziek maar saai vindt, te weinig avontuur, te veel herhaling, is zijn argument. Natuurlijk heeft hij ongelijk, maar dat is iets voor een andere keer.

In de kroeg waar ik in mijn jonge jaren wel eens een biertje dronk, werd - als de Baas achter de tap stond - John Lee Hooker gedraaid. Zittend op een barkruk leerde ik de muziek van JLH waarderen. Het toeval wilde dat rond die tijd JLH op z'n oude dag zijn eerste hit scoorde in Nederland met 'The Healer' van het gelijknamige album, gevolgd door een tweede hit: 'I'm In The Mood' een duet met Bonnie Raitt. Beide songs bevielen me & dus reed ik op m'n fietsje naar de lokale platenzaak om The Healer aan te schaffen. Een goede plaat, maar lang niet zo goed als de platen die ik hangend aan de bar in de kroeg hoorde.

En dus begon de zoektocht naar meer John Lee Hooker, naar de vroegere John Lee Hooker, naar de John Lee Hooker die mijn kroegavonturen van muziek voorzag. 

In de zomer van 2022 las ik de door Charles Shaar Murray geschreven twee vuisten dikke biografie van John Lee Hooker. Twee dingen zijn mij vooral bijgebleven van dat boek: Charles Shaar Murray noemt niet één, maar meerdere mogelijke data waarop John Lee Hooker werd geboren (en ook het navragen bij JLH leverde CSM geen definitieve geboortedatum op) & ergens aan het begin van dat boek schrijft de biograaf dat John Lee Hooker zo ongehoord veel platen voor een grote hoeveelheid aan platenmaatschappijen heeft opgenomen, dat het onmogelijk is om ook maar in de buurt te komen van een complete discografie van de oude blues-god. Voeg bij de tientallen reguliere albums waar CSM op doelt de eindeloos stroom aan prut-compilaties uitgebracht door op snel geld beluste shit-maatschappijtjes en je hebt een lijst aan geluidsdragers zo lang dat zelfs een beroepslezer als Michaël Zeeman het niet van begin tot eind zou kunnen declameren zonder tussendoor een dutje te doen.

Met een back catalog als die van John Lee Hooker is het onmogelijk om alles gehoord te hebben. Er moeten keuzes gemaakt worden. Soms is het handig om daarbij advies van 'de kenners' te gebruiken. Of juist niet. 

Ik weet niet meer of het Charles Shaar Murray of iemand anders was, maar ooit las ik dat John Lee Hookers album Endless Boogie uit 1971 het best vermeden kan worden. De voornaamste reden: de song 'Kick Hit 4 Kix U (Blues For Jimi And Janis)', een bijna zeven minuten durende antidrugs-tirade met de dood van Jimi Hendrix en Janis Joplin als inspiratiebron. Zelfbenoemde antidrugs-godin Nancy Reagan kon trots op John Lee Hooker zijn. Een jaar of wat geleden kocht ik - eigenwijs als ik ben - de cd Endless Boogie toch. Helaas niet de versie met alle elf tracks van de oorspronkelijke Amerikaanse editie, maar de versie met de ingedikte Engelse tracklist van slechts zeven songs. 

De grap is dat Endless Boogie - juist mede dankzij (of misschien wel vooral door) 'Kick Hit 4 Hit Kix' - een heerlijk album is. Een van mijn favoriete JLH-albums. En dus kocht ik gisteren toen zich de kans voordeed - na jaren de cd gedraaid te hebben - Endless Boogie op elpee (helaas wederom met de Engelse 7 tracks (het zoeken naar de 2 elpee versie gaat door). Die plaat draait vanochtend bij het ontbijt & voor vanavond de zon weer achter de horizon vertrekt, zal Endless Boogie nog enkele malen onder de naald door schuiven. 

Als er een moraal aan dit verhaal moet zitten, is het dit: luister nooit naar 'de kenners' wees eigenwijs.

Luister 'Kick Hit 4 Hit Kix U' hier.

Jim Kweskin, Geoff Muldaur & Bob Dylan

Als je mij vandaag zou vragen wat de beste cover ooit opgenomen is, zal mijn antwoord zijn het door Chuck Berry geschreven 'Memphis Tennessee' door Jim Kweskin and The Jug Band. Het is te vinden op het album Jug Band Music (1965). Op dat album is de songtitel ingekort tot 'Memphis'. Kweskin & co. hebben een regelrechte oorwurm van de Berry-klassieker gemaakt. 

Maar niemand stelt me de vraag & eigenlijk wil ik het niet over covers hebben, maar over het album dat Jim Kweskin and The Jug Band na Jug Band Music uitbrachten. See Reverse Side For Title heet die plaat, het verscheen in 1966. Die titel staat in een cirkel, rechtsonder op de voorzijde van de hoes. Wie de hoes omdraait, op zoek naar de titel, ziet op de achterzijde een cirkel met precies dezelfde tekst. Geintje.

De zesde track op dit album is 'Downtown Blues' gezongen door - zo staat op de hoes - Geoffrey Muldaur. Hoe vaak sinds het verschijnen van See Reverse Side For Title heeft dit al voor een schok gezorgd bij een Dylan-liefhebber?

Dat laatste verdient een uitleg. Komt 'ie: in 1964 verscheen het verzamelalbum The Blues Project. Op dit album staat 'Downtown Blues' door Geoff Muldaur. Volgens de liner notes wordt Muldaur op dit nummer bijgestaan door de pianist Bob Landy.

Wanneer je de letters van die achternaam wat verschuift wordt al snel duidelijk wie daadwerkelijk de pianist is op 'Downtown Blues': Bob Dylan. Voor zover ik weet is eigenlijk nooit definitief vast komen te staan dat Bob Landy niemand minder dan Bob Dylan is. Althans dat heb ik lang gedacht. Een paar jaar geleden stuitte ik als bij toeval op de 3 elpees tellende boxset Crossroads; White Blues in The 1960's. Die boxset verscheen in 1984 en bevat op de tweede elpee 'Downtown Blues' van Geoff Muldaur. Voor wie nog twijfelt of het daadwerkelijk Bob Dylan is die - onder het pseudoniem Bob Landy -  de piano speelt op Muldaurs 'Downtown Blues', geven de liner notes van Crossroads het definitieve antwoord:

Geoff Muldaur tends to wince a bit when reminded of his Blues Project tracks - 'they sound very young to me'- but there's little doubt that the rollicking jam of 'Downtown Blues', with pianist Bob Dylan, reflects the loose nature of the studio that night.

Goed, de schok die door iedere Dylan-liefhebber gaat bij het zien van de tracklist van See Reverse Side For Title van Jim Kweskin and The Jug Band zal nu duidelijk zijn. Om voor eens en voor altijd duidelijkheid te geven: Geoff Muldaur heeft 'Downtown Blues' voor See Reverse Side For Title opnieuw opgenomen, zonder Bob Dylan dit keer, helaas.

Dat neemt niet weg dat het een heerlijke song is. Lees nog even door, het wordt gekker.

De zevende (en laatste) song van kant A van See Reverse Side For Title - de track direct na 'Downtown Blues' - draagt de titel 'Turn The Record Over'. In de ietwat absurde minuten van deze track wordt de luisteraar toegesproken en gezongen dat het nu toch echt tijd is om de plaat om te draaien. 

Ik kan me zo geen ander album herinner waarop de muzikanten de luisteraar eraan herinneren dat het tijd is om de plaat om te draaien. Of wacht even, op Garden Of Joy (1967), het album van Jim Kweskin and The Jug Band dat na See Reverse Side For Title, wordt dit ook - maar korter - gedaan. 

Wie na de aansporing van Jim Kweskin & co. daadwerkelijk de plaat omdraait en de naald op kant B van See Reverse Side For Title laat zakken, hoort een heerlijke versie van 'Fishin' Blues'. 

Op 1 mei 1970 tijdens een ietwat informele studiosessie met Beatle George Harrison op gitaar speelde Bob Dylan diezelfde 'Fishin' Blues'. Dylans versie van 'Fishin' Blues' circuleerde al jaren op bootlegs voor het in drie jaar geleden officieel werd uitgebracht op het album 1970. Wie luistert naar Dylans versie van 'Fishin' Blues' hoort gelijk de overeenkomst met de versie van Jim Kweskin & co. van deze song. 

Zou Dylan 'Fishin' Blues' op die eerste mei 1970 gespeeld hebben met de albumversie van See Reverse Side For Title in z'n achterhoofd?  Ruim vijftig jaar na dato valt dat natuurlijk niet meer met zekerheid vast te stellen, maar het zou me niet verbazen wanneer Bob Dylan bekend was met See Reverse Side For Title.


Barrett & The Band

Soms schreeuwt een dag om een beetje geniale gekte bij het ontbijt. Zonder precies te kunnen aangeven waarom, is vandaag (25/10) zo'n dag.

Het was wel even zoeken aangezien ik nog nooit de tijd, de ruimte of discipline heb gevonden om mijn elpees netjes alfabetisch, chronologisch of op genre op te bergen. Wie er naar vraagt, zeg ik meestal dat ik mijn platen chaotisch orden. Ook een leuke manier van opruimen is autobiografisch, zie hiervoor de film High Fidelity, maar dit terzijde, ik dwaal af.

Syd Barrett bij het ontbijt, daar was ik.

Ik ben nooit echt een liefhebber van Pink Floyd geweest, wel van de soloalbums van Barrett. Ergens in de jaren negentig kocht ik ze alle drie - The Madcap Laughs, Barrett & Opel - op cd, alle drie  overladen met, naast het gewone album, een batterij aan bonustracks.

Het waren die bonustracks die mij lang hebben doen twijfelen of ik die albums ook op elpee wilde kopen, want, tsja, op elpee zijn er geen bonustracks....

Zo'n anderhalf jaar geleden kwam ik een bijna ongedraaid tweedehands exemplaar van de elpee Barrett - de 2014-persing - tegen voor een habbekrats en ging overstag. Mooi geluid & ik mis de bonustracks niet. Ik was om & inmiddels heb ik ook The Madcap Laughs & Opel op vinyl.

De cd's gaan niet weg, vanwege die bonustracks, al moet ik eerlijkheidshalve zeggen dat ze sinds de aanschaf van de elpees niet meer uit de kast zijn gekomen.

Goed, Barrett dus van - hoe kan het ook anders - Syd Barrett omdat deze ochtend wel een beetje geniale gekte kan gebruiken.

En na het ontbijt, na Barrett? Het lijkt misschien logisch om of The Madcap Laughs, of Opel van Syd Barrett te draaien, maar logica is zelden een goede raadgever als het gaat om wat te draaien. Na de geniale gekte van Syd Barrett gaat het tweede album van The Band op de draaitafel, simpelweg The Band geheten, maar in de wandelgangen van het platen verzamelen & ordenen ook wel The Brown Album genoemd. De muziek van The Band staat voor solide, voor traditie en degelijkheid. Een andere insteek dan wat Syd Barrett hanteerde bij het musiceren. 

Het toeval wil dat bij het opbergen van Barrett ik The Band zag staan, anders was ik nooit op het idee gekomen om deze plaat te draaien. Zie daar het voordeel van chaotisch ordenen.

Voor The Band geldt eigenlijk hetzelfde als voor Barrett: ik kocht het album eerst op cd, dat moet in 2000 zijn geweest vlak nadat het album met een overvloed aan bonustracks op cd verscheen. Vierentwintig jaar geleden dus. 

Ik ben nooit echt gecharmeerd geweest van The Band. ik vond het maar een matig album, zeker in vergelijking met dat andere vroege album van The Band: Music From Big Pink. Van The Band draaide ik eigenlijk alleen maar vier nummers, zelden tot nooit het hele album (laat staan die bonustracks), te weten: 'Across The Great Divide', 'Rag Mama Rag', 'When You Awake' en 'Up On Cripple Creek'. En omdat slechts vier songs van dat album indruk op mij maakten, heb ik nooit echt behoefte gevoeld om - net als bij de albums van Syd Barrett - The Band op elpee te kopen. 

Maar ja, toen deed zich een buitenkansje voor. Een handelaar in platen bood een nauwelijks gedraaid tweedehands exemplaar van de 180 grams heruitgave uit 2008 van The Band aan voor een tientje. Sommige kansen moet je niet over nadenken, maar grijpen. Dat deed ik.

Eenmaal thuis draaide ik The Band in die uitstekende heruitgave en was zwaar onder de indruk.... van vier songs. The Band verdween in een bak met platen om er nooit meer uit te komen. Tot vanochtend dus, met dank aan mijn chaotische ordening.

En het klikt mogelijk gek, maar het is vanochtend alsof ik voor het eerst The Band hoor. Na vierentwintig jaar valt het kwartje. En flink ook. Er is geen song meer op The Band te vinden dat ik zou willen overslaan. The Band gaat straks dan ook niet terug in de bak bij Barrett, maar blijft voorlopig in de buurt van de platenspeler staan. Ik heb vierentwintig jaar onzorgvuldig luisteren te corrigeren.