Terwijl ik langs de boekenkast op de gang loop, blijft mijn mouw haken achter de uitstekende punt van een boek. Dat boek is Lunch Poems van Frank O'Hara. Het valt op de grond.
Ik kocht het boek niet zo lang geleden bij een kringloopwinkel voor een bedrag waar je op een hete zomerdag nog geen ijshoorntje met slechts één bolletje ijs voor kunt kopen. Ondanks de lage kosten zal mijn actie door velen gezien worden als overbodig. Het is namelijk zo dat ik voor aanschaf van dit boek al een exemplaar van Lunch Poems in de kast had staan. Nu ben ik dus de eigenaar van twee identieke exemplaren van deze bundel van Frank O'Hara. De aanschaf van dat tweede exemplaar was in mijn ogen niet onzinnig, maar logisch, misschien wel noodzakelijk. Lunch Poems hoort niet in de kringloopwinkel thuis.
Ik kocht het boek niet zo lang geleden bij een kringloopwinkel voor een bedrag waar je op een hete zomerdag nog geen ijshoorntje met slechts één bolletje ijs voor kunt kopen. Ondanks de lage kosten zal mijn actie door velen gezien worden als overbodig. Het is namelijk zo dat ik voor aanschaf van dit boek al een exemplaar van Lunch Poems in de kast had staan. Nu ben ik dus de eigenaar van twee identieke exemplaren van deze bundel van Frank O'Hara. De aanschaf van dat tweede exemplaar was in mijn ogen niet onzinnig, maar logisch, misschien wel noodzakelijk. Lunch Poems hoort niet in de kringloopwinkel thuis.
Ik heb me al meerdere malen voorgenomen om een van de twee exemplaren weg te geven, een soort missiewerk (en een verkapte verklaring voor mijn gekte. De gekte waarin ik een tweede exemplaar kocht.), maar als het puntje bij het paaltje komt ben ik zwak en blijf ik beide exemplaren vastklampen. Ik ben niet geschikt om afscheid te nemen van een boek. En al helemaal niet van Lunch Poems.
Lunch Poems is een boek waar ik nog niet klaar mee ben. Daarom mag 'ie niet weg.
Ik pak de gevallen Lunch Poems op, controleer de kaft op eventuele beschadigingen, maar er is niks aan de hand. De val is zacht geweest, het boek is nog intact. Ik sla het, staand naast de boekenkast, open, blader naar bladzijde vijfentwintig en lees het gedicht 'The Day Lady Died' twee keer voor ik Lunch Poems weer in de kast zet.
Terug in de kamer kijk ik op YouTube naar de film uit 1966 over Frank O'Hara. Die film is kort voor zijn absurde dood gemaakt. Ik heb 'm al een paar keer eerder gezien, maar kan me niet meer herinneren of in deze film nou wel of niet een scène zit waarin O'Hara 'The Day Lady Died' voorleest.
Het lijkt mij zo'n zachtaardige man geweest te zijn, deze Frank O'Hara. Ik zie het in de film, ik lees het in zijn gedichten. Hoe kan het dat zo'n man zo gruwelijk de dood vond?
Op 30 januari begint de Vlaamse en Nederlandse Poëzieweek met Gedichtendag, een dag waarop op vele plekken poëzie wordt voorgelezen. Iets in mij hoopt dat ergens iemand op die dag Lunch Poems zal openslaan om 'The Day Lady Died' voor te lezen, maar ik ben ook reëel en verwacht het niet. Want laat ik eerlijk zijn, als ik zelf al niet het lef heb om het gedicht van Frank O'Hara van de daken te schreeuwen op Gedichtendag, hoe mag ik het dan van iemand anders verwachten?
Misschien moet ik klein beginnen, straks bij het vallen van de post op de mat de deur opentrekken en de postbezorger verrassen met een voordracht van 'The Day Lady Died'. Of misschien de overbuurman terwijl hij voor de zoveelste keer deze maand zijn auto met een hogedrukspuit reinigt. Of misschien nog dichterbij, misschien gewoon 'mevrouw Tom', vanavond direct na het eten. Na de laatste regel zal ze 'mooi' mompelen, niet meer, waarna ik een plaat van Billie Holiday op de platenspeler leg en we luisteren in een verder stille kamer.