aantekening #9172 (Jan Hanlo, Riekus Waskowsky, Dizzy Gillespie, Charles Britten, Moondog & Bob Dylan)

Zondagochtend. Naast mij ligt een boek met brieven van Jan Hanlo. Op dat boek een uit een aantekenboekje gescheurde bladzijde met wat losse kreten in een - laat ik vriendelijk zijn - 'moeilijk' handschrift. Gisteravond was ik er van overtuigd dat ik met dat boek, het blaadje & mijn geheugen een verhaal vol losse eindjes kan peuren. Ik ga nu kijken hoever ik kom.

Het verhaal begint bij een aflevering van Dode dichters almanak, een televisieprogramma dat werd uitgezonden van januari 1998 tot en met december 2014. Het moet een vroege aflevering zijn geweest, mijn herinnering zegt dat ik nog in het oude huis woonde (voor oktober 2001) en de bewuste uitzending op videoband opnam. Voor de eeuwigheid, was toen de gedachte. Maar waar die band gebleven is, geen idee. Ik herinner mij dat in die uitzending de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky staand op de stoep, naast een lantarenpaal zijn gedicht 'Salt Peanuts' voorlas waarvan het eerste couplet luidt:

Toen ik vanmorgen wakker werd, dacht ik,
dacht ik oorverdovend: 
Salt Peanuts! Salt Peanuts!
M.i. was dit een opmerkelijke gebeurtenis
die grensde aan een satori.
Salt Peanuts! Salt Peanuts!

Ik twijfel of bij die voordracht ook zacht op de achtergrond muziek te horen was, of dat ik zelf - aangestuurd door Waskowsky's voordracht (en dan vooral de uitspraak van de woorden Salt Peanuts) - de link legde met de gelijknamige jazzklassieker. 

Het wordt wel het beste jazz concert ooit genoemd, Massey Hall in Toronto, 15 mei 1953. Op het podium vijf grootheden: Dizzy Gillespie (trompet), Charlie Parker (saxofoon), Bud Powell (piano), Charles Mingus (bas) en Max Roach (drums). Het was een opname van dit concert waarop ik voor het eerst 'Salt Peanuts' hoorde. Een razendsnel nummer waarin Gillespie een aantal malen 'Salt Peanuts! Salt Peanuts!' roept, luister hier. Met dank aan deze opname is het in huize Willems inmiddels een running gag geworden om zo nu dan - het liefst geheel zonder context - 'Salt Peanuts! Salt Peanuts!' te roepen, een grap voor buitenstaanders geheel onbegrijpelijk.

De laatste tijd lees ik 's avonds voor het slapen gaan enkele brieven van Jan Hanlo. Het eerste deel van zijn verzamelde brieven heb ik inmiddels bijna uit. Niet dat die brieven heel goed zijn, soms zelfs slaapverwekkend, maar zo nu en dan zit er wel een zinnetje tussen die mij even wakker schudt. Zo schreef Hanlo in een brief van 4 september 1962 aan R. Dietz: 'Ik hoorde laatst Mud Buck van Gerry Mulligan. Goed, vond ik. en Peanuts, salt Peanuts van Gillespie. Ook wel goed, wel erg knap, bijna tè.' Als je bedenkt dat Hanlo vooral van de 'belegen' jazz was, de dixieland en andere slaapverwekkende vormen van oude jazz, is dit een opmerkelijk zinnetje. Haast alsof hij indruk probeerde te maken op Ronald Dietz, de ontvanger van de brief. De indruk dat Hanlo zichzelf haast wilde aanprijzen krijg ik vaker uit de brieven aan Dietz, maar of die indruk geheel terecht is, is maar de vraag. Ruim twee weken later schreef hij in een brief aan J. Bernlef - een man met wie hij een toch wat andere relatie had dan met Ronald Dietz - weer een aantal regels over jazz: 'Dat "Take 5" van Brubeck is goed. Die 5-maat komt zo natuurlijk. Brubeck is een man die bij de jazzminnaars van nu niet erg gewild is (de mensen van Michiel de Ruiter). Ik ken niet veel van hem. Hoorde laatst Mud Buck van Mulligan. Goed. Die Mulligan is wel iemand. Enorme Streber ook, lijkt mij. Maar dat is misschien nodig.' Waarom dat streberig zijn volgens Hanlo nodig is, vertelt hij niet, helaas. 

Hanlo schrijft in twee verschillende brieven 'Mud Buck' terwijl de song van Mulligan toch echt 'Mud Bug' heet. Iedereen kan zich vergissen uiteraard, maar bij Hanlo is dit opmerkelijk: niet alleen was hij een man met een absurd grote hekel aan zet- en schrijffouten (maak één zetfoutje in een van zijn gedichten en hij zegt de vriendschap op, zo kun je uit enkele brieven opmaken), maar ook een (voormalig) leraar Engels. De schrijffout doet vermoeden dat Hanlo niet in het bezit was van de elpee Presenting The Gerry Mulligan Sextet (1955), het album waarop 'Mud Bug' te vinden is, maar dat hij de song ergens voorbij had horen komen, bijvoorbeeld op de radio.

De muziek van Mulligan is over het algemeen iets belegener dan de aangename kakofonie van 'Salt Peanuts', maar dat neemt niet weg dat ook 'Mud Bug' toch hier en daar wel wat veel 'schudt' voor een liefhebber van de oude jazz, zoals Hanlo was.

Dan volgt nu een sprongetje die mogelijk moeilijk te volgen is. Ter verduidelijking: de verbinding tussen voorgaande en volgende die de sprong voor mij logisch maakte, is Dave Brubeck.

Wallace Berman, ik heb eerder over hem geschreven & net als toen begon het met het doorbladeren van het boek Semina Culture; Wallace Berman & His Circle. Een van de kunstenaars uit de cirkel van Wallace Berman is de fotograaf Charles Britten. Britten zette de familie Berman regelmatig op de foto. Bij een internetwinkel vond ik voor een zeer schappelijk prijsje het fotoboek West And South met daarin werk van Britten. Erg veel foto's van de familie Berman, maar toch is het niet een foto van Wallace, Shirley en / of Tosh Berman in West And South waar ik lang naar heb zitten staren, maar een van de weinige foto's waarop geen mens te zien is. Het is een foto van Brittens appartement in Venice, genomen ergens in 1955 de ochtend na een feestje. Volle asbakken, leeggegeten borden, glazen en overal platen.

Het is een bekend fenomeen dat boekenliefhebbers in een vreemd huis als eerste de boekenkast inspecteren. Ik ben zo'n boekenliefhebber. Hetzelfde doe ik als ik een platenkast zie. Deze foto van Britten maakt me nieuwsgierig naar wat er gedraaid is tijdens dat feestje. Welke muziek hoorde anno 1955 bij een feestje? Na lang staren heb ik van vier platen titel en artiest kunnen achterhalen.

1. In het onderste vak van het platenkastje staat helemaal links Jazz Goes To College (1954) van The Dave Brubeck Quartet (zie hier);

2. In het bovenste vak van hetzelfde platenkastje staat helemaal rechts Fancy Free / Rodeo (1953) van Leonard Bernstein en Aaron Copland in de uitvoering van het Ballet Theatre Orchestra onder leiding van Jospeh Levine (zie hier);

3. Blijkbaar was Fancy Free een favoriet van Britten, rechts naast de tafel waar de platenspeler op staat, staat een andere versie van dit album (zie hier);

4. Op de grond, rechts naast het kussen met daarop een elpee, ligt - met de achterzijde van de hoes naar boven - de ep On The Street Of New York (1953) van Moondog (zie hier).

En het is vooral die laatste plaat, de ep van Moondog, die mij intrigeert. Ik luister sinds een jaar of drie, vier veel naar de muziek van Moondog, maar het gekke is eigenlijk daarvoor al zonder dat ik het echt doorhad Moondog in mijn leven opdook. In 1995 duwde een collega in de bibliotheek waar ik toen werkte de cd Everyday I Wear A Greasy Black Feather On My Hat van Moondog Jr. in mijn handen. Tot op de dag van vandaag vind ik dit nog steeds een van de beste albums ooit gemaakt. 

De maffe verzamelaar die ik ben, wilde dit album niet alleen op cd, maar ook op elpee kunnen horen. Het heeft jaren zoeken gekost voor ik die dubbelelpee een paar jaar geleden eindelijk in een platenzaak in Delft tegenkwam, daarna nooit meer gezien, tot afgelopen week. Twee platenzaken hadden de elpee Everyday I Wear A Greasy Black Feather On My Hat op elpee op voorraad (en nog voor een zéér zacht prijsje ook!) Geen idee of de platenmaatschappij nog ergens een doosje had staan of dat dit album opnieuw geperst is. Hoe dan ook: luister die plaat. Ik heb 'm inmiddels honderden keren gehoord, maar pas nadat ik een paar jaar geleden Moondog hoorde, snapte ik waar de bandnaam vandaan komt. Er is een duidelijke verwantschap tussen de muziek van Moondog en Moondog Jr. 

Ik ben weer terug bij Moondog, dus. In mijn stuk van een week geleden over A Complete Unknown heb ik - na lang twijfelen - iets weggelaten dat me sinds het zien van die film al bezighoudt. Tijdens de openingcredits van de film hoor je Woody Guthrie, geen verrassing, maar wat ik wel verrassend vind is dat de eerste daadwerkelijke filmbeelden van A Complete Unknown voorzien zijn van muziek van Moondog. Terwijl Fake Dylan (sorry, kon het niet laten) Timothée Chalamet ergens in New York uit een auto stapt, hoor je 'Oasis' van Moondog. De muziek had niet beter gekozen kunnen zijn. (Meer over Moondog & Dylan, staat hier.)

Als A Complete Unknown al een Oscar verdient, dan is het voor de muziek. Niet de voor de film opgenomen Dylan-imitaties, maar voor de originele muziek die her en der in de film is gestopt (Moondog, Little Richard, Ornette Coleman, etc.), de muziek die niet te vinden is op het soundtrack-album dat inmiddels in de winkels ligt. 

Je kunt de laatste maanden geen tijdschrift meer openslaan of een internetpagina bezoeken, of het Dylannieuws draait uitsluitend en alleen maar om de film A Complete Unknown en de Oscar-kansen. Zoals ik eerder schreef: A Complete Unknown is zeker een aardige film wanneer je je Dylanologische zeurpieterigheid thuis kan laten, maar Oscar-waardig? Zeker niet. Het idee dat Timothée Chalamet mogelijk een Oscar krijgt voor zijn rol als Bob Dylan, vind ik simpelweg lachwekkend. Het laat vooral zien dat voor een Oscarnominatie de lobby belangrijker is dan de acteerprestatie.

A Complete Unknown is zeker niet het belangrijkste Dylannieuws van de laatste weken, al lijkt bijna niemand - tot mijn stomme verbazing - het op te pikken. Ruim twee weken geleden maakte Alan Fraser van website Searching For A Gem bekend dat CBS Engeland in 1965 ver gevorderde plannen had om een ep van Bob Dylan uit te brengen met daarop 'If You Gotta Go, Go Now' - dat is twee jaar (!) voor deze song door CBS Nederland op single werd uitgebracht. De Engelse plannen waren zo ver dat er een hoes was (zie afbeelding) en de ep geperst werd. Op het laatst werd de ep teruggetrokken en alle inmiddels geperste exemplaren vernietigd. Zo als het zich nu laat aanzien is er slechts één exemplaar van de ep en twee exemplaren van de bijbehorende hoes bewaard gebleven. Mijn hoofd tolt al twee weken van de vragen die dit oproept, van wat deze nieuwe informatie betekent voor wat we al zo lang met zekerheid denken te weten. 

Maar vooral, kijk toch naar die hoes: die is toch werkelijk van een ongekende schoonheid? Daar gaat mijn platenhart sneller van kloppen. Waarom schrijft niemand - met uitzondering van Alan Fraser en Record Collector (#567) - hierover? Vergeet voor nu A Complete Unknown even, dat komt wel weer, & dagdroom samen met mij weg, starend naar die hoes, naar de alternatieve Dylangeschiedenis waar die hoes voor staat. En om het wat echter te maken, draai 'If You Gotta Go, Go Now' nog eens om vervolgens te luisteren naar 'Mr. Tambourine Man' en 'With God On Our Side'. En dan is het voor even weer 1965, ergens in Engeland in een parallel universum.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten