Brieven aan Thomas #1

Thomas,

Mijn vader, over enkele maanden drieëntachtig jaar oud, is, zoals je weet, een fanatiek lezer. Hij heeft wel eens verteld dat hij als tiener vaak op een stoel in de keuken zat, een boek open op schoot, vingers in beide oren om het geluid van zeven broers & één zus te smoren. Na zo'n zeventig jaar lezen heeft hij zijn blik enigszins afgewend van nieuwe boeken. Hij leest nog steeds iedere dag, maar is nu vooral bezig met het opnieuw lezen van de boeken die ooit indruk op hem hebben gemaakt. Een herbeleving van eerder ondergaan leesgenot, zal ik maar zeggen. Niet alleen van zijn 'grote drie' - Fjodor Dostojevki, Ernest Hemingway & Émile Zola - wordt het stof geblazen, ook 'mindere goden' krijgen een tweede kans. 

Émile Zola is de schrijver die hij het meest bewondert en dan vooral diens De misstap van abt Mouret. Dat boek heeft hij inmiddels zo vaak gelezen dat zijn vingerafdrukken in de bladzijden zijn gaan zitten. En dan de pretoogjes als hij over dat boek vertelt. Ik moet het al tientallen keren gehoord hebben - waar dat boek over gaat, waarom het zo goed is - maar nog steeds kan ik het niet navertellen. Zijn liefde voor de werken van Zola begon - door toeval - met dat boek, met De misstap van abt Mouret. Na een rit in de trein had iemand het boek - al dan niet bewust - achtergelaten. Mijn vader nam het mee, las het en was verkocht. Het is een oude, onooglijke pocket. En hoewel mijn vader geen verzamelaar is, heeft hij vervolgens dertig tot veertig jaar lang uitgekeken naar andere boeken van Zola uitgegeven in dezelfde onooglijke pocketserie waarin De misstap van abt Mouret was verschenen. Zijn enige verzameling bevat zijn Zola-pockets. Ook ik heb wel eens wat deeltjes uit de serie voor hem meegenomen uit kringloopwinkels en van rommelmarkten. Een jaar of tien geleden belde hij mij op om te melden dat hij het laatste deel in de serie gevonden had. De verzameling was compleet.

Dat opnieuw lezen van boeken van mijn vader zet mij al een week of wat aan het denken. Wat zou ik nogmaals willen lezen? In gedachten ga ik regelmatig langs de boekenkasten op de zolder, naar beneden, via de kasten op de overloop en de slaapkamer, langs de boekenkasten op de gang en in de woonkamer met steeds diezelfde vraag in mijn achterhoofd: wat moet herlezen worden? Het houdt me zo bezig dat ik inmiddels een aantal boeken die ik jaren geleden weg heb gedaan inmiddels opnieuw heb gekocht zodat ze herlezen kunnen worden, zoals bijvoorbeeld Keefman van Jan Arends. Ik weet dat ik vooral dat titelverhaal toen (15 jaar geleden) schitterend vond, maar is dat nog steeds zo? (En vooral: waarom - in godsnaam - heb ik dat boek ooit weggedaan? Natuurlijk weet ik het antwoord: ruimtegebrek, maar toch...)

Het is niet moeilijk om mijn  grote boeken op een rijtje te zetten. De boeken die meegaan niet alleen naar het spreekwoordelijke onbewoonde eiland, maar ook mee het graf in. Boeken die al regelmatig opnieuw gelezen worden en die ik dan ook tot in lengte van dagen zal blijven herlezen. Volledigheidshalve de top vijf:

1. Nick Hornby - High Fidelity

2. Bob Dylan - Tarantula

3. Richard Brautigan - Sombrero Fallout

4. Lawrence Ferlinghetti - A Coney Island Of The Mind

5. Lewis Carroll - Alice's Adventures In Wonderland / Through The Looking Glass And What Alice Found There

Ik heb natuurlijk een beetje vals gespeeld door op plek vijf beide Alice-boeken van Lewis Carroll te zetten, maar dat vergeef ik mezelf makkelijk: hoewel ik Wonderland echt beter vind dan Looking Glass, kan in mijn kop het ene boek niet zonder de ander.

Veel interessanter nog zijn de boeken die buiten die top vijf vallen. Boeken die ik slechts één keer gelezen heb, terwijl ze wel degelijk een herlezing verdienen. Zoals eerder gezegd in ieder geval dus Keefman van Arends, maar ook De Knetterende Schedels van Roger van de Velde, (natuurlijk) De Laatste Deur van Jeroen Brouwers, Tonight At Noon van Adrian Henri en de gedichten van Ellyn Maybe. Constant worden er door mij titels toegevoegd aan dit lijstje en andere weer geschrapt. Het mag geen ellenlange waslijst worden, een titel of tien vind ik meer dan genoeg. 

O, en natuurlijk moet 1984 van George Orwell er ook op, maar die herlees ik al regelmatig, dus eigenlijk moet ik van de 'grote' top vijf maar een top zes maken, maar dit terzijde.

Toen ik onlangs in de boekwinkel in Deventer was en een van de medewerksters verzuchtte dat ze niet wist wat ze moest bestellen voor de kast met klassiekers kon ik het niet laten om Sombrero Fallout van Richard Brautigan te opperen, of - als dit wat te gewaagd was - het bekendere Trout Fishing In America. De medewerkster bleek nog nooit van Richard Brautigan of zijn boeken gehoord te hebben en na het raadplegen van de computer bleken beide genoemde titels niet meer leverbaar als waren het relikwieën uit een grijs verleden die het best vergeten kunnen worden. Er bleek maar een conclusie mogelijk: ik ben niet van deze tijd.

Onlangs na jaren zonder te hebben gezeten door lamlendigheid van mijn kant heb ik weer een museumjaarkaart aangeschaft. om dat te vieren was ik gisteren in Museum More (MoRe = Moderne Realisten) in Gorssel. Dat museum bestaat inmiddels 10 jaar en om dat te vieren is er een tentoonstelling met werken van jonge kunstenaars. Dus dit keer geen Jan Mankes, Pycke Koch en Charley Toorop. Een schitterende tentoonstelling, ineens was ik weer van deze tijd! Ik kan je aanraden om liever vandaag nog dan morgen naar Gorssel te rijden, het is zeer de moeite waard. En als je dat doet let dan even vooral op het schilderij van Jhonie van Boeijen. Hello Kitty Bag heet het, het roze knalt je tegemoet. Verpakkingen van snoep en frisdrank met de beeltenis van Hello Kitty liggen op dit doek kriskras door elkaar. Het tweede doek dat ik zéér de moeite waard vond, is The Rest Of The World Falls Away van Bobbi Essers. Een groot, langwerpig doek bestaande uit drie delen waarop slechts details van mensen te zien zijn. Het deed me ergens denken aan dat bekende doek van James Rosenquist waarop van boven naar beneden een deel van een auto, een gezicht en spaghetti te zien is.

Ook mooi zijn de kleine portrettekeningen (7,5 x 5,5 cm) die Rosa Everts tijdens de coronacrisis maakte. Portretten van mensen met mondkapjes. Volgens de catalogus van de tentoonstelling maakte ze 207 van dit soort portretten. Ik weet niet of ze allemaal in More te zien zijn, maar in ieder geval wel een groot aantal.

Hoewel bijna alles wat getoond wordt in deze tentoonstelling de moeite waard is, is het werk dat het meeste indruk op mijn maakte Retelling van Caja Boogers. Vijftig kopieën van een deel van een foto van een dame, alleen haar torso is zichtbaar, bewerkt met olieverf. Het is met name de herhaling die dit werk voor mij interessant maakt. Binnen nu en een week ga ik zeker nogmaals naar More om de tentoonstelling voor een tweede keer te bekijken. Ik ga niet vaak twee keer naar dezelfde tentoonstelling, maar Reality Check - zoals de tentoonstelling heet, schreeuwt er om.

Het is met Reality Check een beetje als bij die boeken die nogmaals gelezen moeten worden: als het goed is, is herhaling een verrijking, geen 'jaha, ken ik al!'. 

Pas goed op jezelf,

TW

23 II 2025


Nina Simone At Newport

Het valt niet altijd mee om me nog te herinneren waar iets begonnen is, maar waar mijn liefde voor de muziek van Nina Simone begon weet ik nog precies. Het begon ergens tussen de dertig en vijfendertig jaar geleden met het album Nina Simone At Newport. Dat album kocht ik bij een kringloopwinkel. De vorige eigenaar had van de plaat gehouden, zorgvuldig behandeld, maar door de jaren had de plaat toch wat rimpels en andere ouderdomsverschijnselen opgelopen. Tussen de kraken en tikken kwam de muziek - en vooral de stem - van Nina Simone tot mij. Een stem die op een aangename manier alle aandacht naar zich toetrekt, alsof onder ieder door miss Simone gezongen woord een 'jongen, luister eens' ligt verborgen. 

Ik heb Nina Simone At Newport niet veel kunnen draaien voor de plaat definitief onluisterbaar werd. Misschien een keer of tien, zeker niet veel meer. Ik heb de plaat nooit weg kunnen doen, ondanks dat er geen muziek meer in zit. Het ding staat ergens om zolder en als ik het bij toeval weer eens tegenkom, pak ik 't op met eerbied. In de jaren sindsdien kocht ik iedere plaat van Nina Simone die op mijn pad kwam en toen bleek dat 'mevrouw Tom' dezelfde liefde voor de muziek van miss Simone voelde, kocht ik in een steeds hoger tempo albums van Nina Simone. Het enige album dat ik iedere keer weer bewust niet kocht was Nina Simone At Newport. Ik kon het simpelweg niet.

Pas een jaar of vier geleden heb ik een nieuw exemplaar van Nina Simone At Newport gekocht. Ik heb wel eerder kansen gehad, maar altijd hield iets me tegen. Geen rationele zaken als te hoge vraagprijs of te slechte staat van het vinyl, maar sentimentele redenen waarvan de voornaamste is dat een eerste indruk nooit over gedaan kan worden, waarom dat dan proberen? 

Het exemplaar dat ik vier jaar geleden kocht zat bij een partijtje platen, ik was me aanvankelijk niet eens bewust dat de plaat tussen de stapel zat. Alsof de alles regelende hand van het toeval het zonder mijn medeweten tussen de andere platen had geschoven waar ik pas na thuiskomst achter kwam. Ik heb die plaat vier jaar geleden gewassen en één keer gedraaid. Niks mis met die plaat, van alles mis met mij. Ik kon het niet horen, de 'Trouble In Mind', de 'Little Liza Jane' of een van de andere songs op deze plaat die mij terugbrachten tot het puberjong dat voor het eerst die stem ontdekte. Mijn tweede Nina Simone At Newport heeft vervolgens zo'n vier jaar ongebruikt in de kast gestaan, altijd binnen handbereik, nooit op de draaitafel. Tot een twintig minuten geleden. Voor de twaalfde keer in ruim drie decennia hoor ik Nina Simone At Newport en wederom weet ik me geen houding te geven terwijl miss Simone zingt. De mens is een gek wezen & ik ben het schoolvoorbeeld daarvan.

In mijn wereld - de wereld waarin de roman High Fidelity van Nick Horby de bijbel is - is wat je luistert belangrijk. Het laat zien wie je bent. Wat ik me voor vandaag niet eerder heb gerealiseerd, is dat minstens zo belangrijk als wat je luistert is wat je niet luistert.

De weg uit de dagelijkse waanzin is mogelijk het pad waarop je eerder gelopen hebt en dus - hoe ongemakkelijk ook - soms moeten we dingen herhalen, zoals luisteren naar Nina Simone At Newport.

Heb ik de waanzin achter me kunnen laten? Geen idee, de plaat is nog niet afgelopen. 

Jochen Markhorst - Like A Rolling Stone b/w Gates Of Eden; Bob Dylan trapt de deur open

Er zijn maar weinig zaken in het leven zeker. 's Ochtends komt de zon op in het oosten om 's avonds in het westen weer onder te gaan, in de winter is het kouder dan in de zomer en iedere paar maanden schrijft Jochen Markhorst een boek voor de Dylanbibliotheek dat gelezen moet worden. Voor zijn laatste pennenvrucht heeft Markhorst op zijn onnavolgbare wijze misschien wel de belangrijkste single uit de 20ste eeuw onder de loep genomen: Bob Dylans "Like A Rolling Stone" b/w "Gates Of Eden", ook wel bekend als de oerknal.

De achterflap van het boek: Platenmaatschappij Columbia Records ziet er helemaal geen single in; de marketingjongens storen zich eraan dat het nummer veel te lang is - meer dan zes minuten - en de sound te ongepolijst, te ruig. De ene medewerker die er wel een hit in ziet, smokkelt een testpersing mee en geeft die aan een vriend: een diskjockey. Dat heeft effect. Al snel stromen de telefoontjes binnen en Columbia brengt dan toch maar wel een single uit, met “Like A Rolling Stone” op de A-kant en “Gates Of Eden” op de keerzijde. Bizar genoeg wordt er ook een promo-single voor radio-dj's uitgebracht waarop het nummer in tweeën is geknipt; als een dj het hele nummer wil spelen, moet hij het plaatje halverwege omdraaien.

Daar waar het gros van de Dylanscribenten vervalt in het van elkaar overschrijven van platitudes en open deuren, weet Markhorst met zijn unieke inzichten en kijk op Dylans oeuvre de lezer een nieuwe blik te laten werpen op de songs van de kleine-grote-bard. Net als zijn voorgaande boeken is ook Like A Rolling Stone b/w Gates Of Eden; Bob Dylan trapt de deur open essentieel leesvoer voor iedereen die ook maar een beetje geïnteresseerd is in de muziek van Bob Dylan, van de Dylan-newbies tot de doorgewinterde Dylanoloog. Koop, steel of leen dat boek & lees het.


aantekening #9172 (Jan Hanlo, Riekus Waskowsky, Dizzy Gillespie, Charles Britten, Moondog & Bob Dylan)

Zondagochtend. Naast mij ligt een boek met brieven van Jan Hanlo. Op dat boek een uit een aantekenboekje gescheurde bladzijde met wat losse kreten in een - laat ik vriendelijk zijn - 'moeilijk' handschrift. Gisteravond was ik er van overtuigd dat ik met dat boek, het blaadje & mijn geheugen een verhaal vol losse eindjes kan peuren. Ik ga nu kijken hoever ik kom.

Het verhaal begint bij een aflevering van Dode dichters almanak, een televisieprogramma dat werd uitgezonden van januari 1998 tot en met december 2014. Het moet een vroege aflevering zijn geweest, mijn herinnering zegt dat ik nog in het oude huis woonde (voor oktober 2001) en de bewuste uitzending op videoband opnam. Voor de eeuwigheid, was toen de gedachte. Maar waar die band gebleven is, geen idee. Ik herinner mij dat in die uitzending de Rotterdamse dichter Riekus Waskowsky staand op de stoep, naast een lantarenpaal zijn gedicht 'Salt Peanuts' voorlas waarvan het eerste couplet luidt:

Toen ik vanmorgen wakker werd, dacht ik,
dacht ik oorverdovend: 
Salt Peanuts! Salt Peanuts!
M.i. was dit een opmerkelijke gebeurtenis
die grensde aan een satori.
Salt Peanuts! Salt Peanuts!

Ik twijfel of bij die voordracht ook zacht op de achtergrond muziek te horen was, of dat ik zelf - aangestuurd door Waskowsky's voordracht (en dan vooral de uitspraak van de woorden Salt Peanuts) - de link legde met de gelijknamige jazzklassieker. 

Het wordt wel het beste jazz concert ooit genoemd, Massey Hall in Toronto, 15 mei 1953. Op het podium vijf grootheden: Dizzy Gillespie (trompet), Charlie Parker (saxofoon), Bud Powell (piano), Charles Mingus (bas) en Max Roach (drums). Het was een opname van dit concert waarop ik voor het eerst 'Salt Peanuts' hoorde. Een razendsnel nummer waarin Gillespie een aantal malen 'Salt Peanuts! Salt Peanuts!' roept, luister hier. Met dank aan deze opname is het in huize Willems inmiddels een running gag geworden om zo nu dan - het liefst geheel zonder context - 'Salt Peanuts! Salt Peanuts!' te roepen, een grap voor buitenstaanders geheel onbegrijpelijk.

De laatste tijd lees ik 's avonds voor het slapen gaan enkele brieven van Jan Hanlo. Het eerste deel van zijn verzamelde brieven heb ik inmiddels bijna uit. Niet dat die brieven heel goed zijn, soms zelfs slaapverwekkend, maar zo nu en dan zit er wel een zinnetje tussen die mij even wakker schudt. Zo schreef Hanlo in een brief van 4 september 1962 aan R. Dietz: 'Ik hoorde laatst Mud Buck van Gerry Mulligan. Goed, vond ik. en Peanuts, salt Peanuts van Gillespie. Ook wel goed, wel erg knap, bijna tè.' Als je bedenkt dat Hanlo vooral van de 'belegen' jazz was, de dixieland en andere slaapverwekkende vormen van oude jazz, is dit een opmerkelijk zinnetje. Haast alsof hij indruk probeerde te maken op Ronald Dietz, de ontvanger van de brief. De indruk dat Hanlo zichzelf haast wilde aanprijzen krijg ik vaker uit de brieven aan Dietz, maar of die indruk geheel terecht is, is maar de vraag. Ruim twee weken later schreef hij in een brief aan J. Bernlef - een man met wie hij een toch wat andere relatie had dan met Ronald Dietz - weer een aantal regels over jazz: 'Dat "Take 5" van Brubeck is goed. Die 5-maat komt zo natuurlijk. Brubeck is een man die bij de jazzminnaars van nu niet erg gewild is (de mensen van Michiel de Ruiter). Ik ken niet veel van hem. Hoorde laatst Mud Buck van Mulligan. Goed. Die Mulligan is wel iemand. Enorme Streber ook, lijkt mij. Maar dat is misschien nodig.' Waarom dat streberig zijn volgens Hanlo nodig is, vertelt hij niet, helaas. 

Hanlo schrijft in twee verschillende brieven 'Mud Buck' terwijl de song van Mulligan toch echt 'Mud Bug' heet. Iedereen kan zich vergissen uiteraard, maar bij Hanlo is dit opmerkelijk: niet alleen was hij een man met een absurd grote hekel aan zet- en schrijffouten (maak één zetfoutje in een van zijn gedichten en hij zegt de vriendschap op, zo kun je uit enkele brieven opmaken), maar ook een (voormalig) leraar Engels. De schrijffout doet vermoeden dat Hanlo niet in het bezit was van de elpee Presenting The Gerry Mulligan Sextet (1955), het album waarop 'Mud Bug' te vinden is, maar dat hij de song ergens voorbij had horen komen, bijvoorbeeld op de radio.

De muziek van Mulligan is over het algemeen iets belegener dan de aangename kakofonie van 'Salt Peanuts', maar dat neemt niet weg dat ook 'Mud Bug' toch hier en daar wel wat veel 'schudt' voor een liefhebber van de oude jazz, zoals Hanlo was.

Dan volgt nu een sprongetje die mogelijk moeilijk te volgen is. Ter verduidelijking: de verbinding tussen voorgaande en volgende die de sprong voor mij logisch maakte, is Dave Brubeck.

Wallace Berman, ik heb eerder over hem geschreven & net als toen begon het met het doorbladeren van het boek Semina Culture; Wallace Berman & His Circle. Een van de kunstenaars uit de cirkel van Wallace Berman is de fotograaf Charles Britten. Britten zette de familie Berman regelmatig op de foto. Bij een internetwinkel vond ik voor een zeer schappelijk prijsje het fotoboek West And South met daarin werk van Britten. Erg veel foto's van de familie Berman, maar toch is het niet een foto van Wallace, Shirley en / of Tosh Berman in West And South waar ik lang naar heb zitten staren, maar een van de weinige foto's waarop geen mens te zien is. Het is een foto van Brittens appartement in Venice, genomen ergens in 1955 de ochtend na een feestje. Volle asbakken, leeggegeten borden, glazen en overal platen.

Het is een bekend fenomeen dat boekenliefhebbers in een vreemd huis als eerste de boekenkast inspecteren. Ik ben zo'n boekenliefhebber. Hetzelfde doe ik als ik een platenkast zie. Deze foto van Britten maakt me nieuwsgierig naar wat er gedraaid is tijdens dat feestje. Welke muziek hoorde anno 1955 bij een feestje? Na lang staren heb ik van vier platen titel en artiest kunnen achterhalen.

1. In het onderste vak van het platenkastje staat helemaal links Jazz Goes To College (1954) van The Dave Brubeck Quartet (zie hier);

2. In het bovenste vak van hetzelfde platenkastje staat helemaal rechts Fancy Free / Rodeo (1953) van Leonard Bernstein en Aaron Copland in de uitvoering van het Ballet Theatre Orchestra onder leiding van Jospeh Levine (zie hier);

3. Blijkbaar was Fancy Free een favoriet van Britten, rechts naast de tafel waar de platenspeler op staat, staat een andere versie van dit album (zie hier);

4. Op de grond, rechts naast het kussen met daarop een elpee, ligt - met de achterzijde van de hoes naar boven - de ep On The Street Of New York (1953) van Moondog (zie hier).

En het is vooral die laatste plaat, de ep van Moondog, die mij intrigeert. Ik luister sinds een jaar of drie, vier veel naar de muziek van Moondog, maar het gekke is eigenlijk daarvoor al zonder dat ik het echt doorhad Moondog in mijn leven opdook. In 1995 duwde een collega in de bibliotheek waar ik toen werkte de cd Everyday I Wear A Greasy Black Feather On My Hat van Moondog Jr. in mijn handen. Tot op de dag van vandaag vind ik dit nog steeds een van de beste albums ooit gemaakt. 

De maffe verzamelaar die ik ben, wilde dit album niet alleen op cd, maar ook op elpee kunnen horen. Het heeft jaren zoeken gekost voor ik die dubbelelpee een paar jaar geleden eindelijk in een platenzaak in Delft tegenkwam, daarna nooit meer gezien, tot afgelopen week. Twee platenzaken hadden de elpee Everyday I Wear A Greasy Black Feather On My Hat op elpee op voorraad (en nog voor een zéér zacht prijsje ook!) Geen idee of de platenmaatschappij nog ergens een doosje had staan of dat dit album opnieuw geperst is. Hoe dan ook: luister die plaat. Ik heb 'm inmiddels honderden keren gehoord, maar pas nadat ik een paar jaar geleden Moondog hoorde, snapte ik waar de bandnaam vandaan komt. Er is een duidelijke verwantschap tussen de muziek van Moondog en Moondog Jr. 

Ik ben weer terug bij Moondog, dus. In mijn stuk van een week geleden over A Complete Unknown heb ik - na lang twijfelen - iets weggelaten dat me sinds het zien van die film al bezighoudt. Tijdens de openingcredits van de film hoor je Woody Guthrie, geen verrassing, maar wat ik wel verrassend vind is dat de eerste daadwerkelijke filmbeelden van A Complete Unknown voorzien zijn van muziek van Moondog. Terwijl Fake Dylan (sorry, kon het niet laten) Timothée Chalamet ergens in New York uit een auto stapt, hoor je 'Oasis' van Moondog. De muziek had niet beter gekozen kunnen zijn. (Meer over Moondog & Dylan, staat hier.)

Als A Complete Unknown al een Oscar verdient, dan is het voor de muziek. Niet de voor de film opgenomen Dylan-imitaties, maar voor de originele muziek die her en der in de film is gestopt (Moondog, Little Richard, Ornette Coleman, etc.), de muziek die niet te vinden is op het soundtrack-album dat inmiddels in de winkels ligt. 

Je kunt de laatste maanden geen tijdschrift meer openslaan of een internetpagina bezoeken, of het Dylannieuws draait uitsluitend en alleen maar om de film A Complete Unknown en de Oscar-kansen. Zoals ik eerder schreef: A Complete Unknown is zeker een aardige film wanneer je je Dylanologische zeurpieterigheid thuis kan laten, maar Oscar-waardig? Zeker niet. Het idee dat Timothée Chalamet mogelijk een Oscar krijgt voor zijn rol als Bob Dylan, vind ik simpelweg lachwekkend. Het laat vooral zien dat voor een Oscarnominatie de lobby belangrijker is dan de acteerprestatie.

A Complete Unknown is zeker niet het belangrijkste Dylannieuws van de laatste weken, al lijkt bijna niemand - tot mijn stomme verbazing - het op te pikken. Ruim twee weken geleden maakte Alan Fraser van website Searching For A Gem bekend dat CBS Engeland in 1965 ver gevorderde plannen had om een ep van Bob Dylan uit te brengen met daarop 'If You Gotta Go, Go Now' - dat is twee jaar (!) voor deze song door CBS Nederland op single werd uitgebracht. De Engelse plannen waren zo ver dat er een hoes was (zie afbeelding) en de ep geperst werd. Op het laatst werd de ep teruggetrokken en alle inmiddels geperste exemplaren vernietigd. Zo als het zich nu laat aanzien is er slechts één exemplaar van de ep en twee exemplaren van de bijbehorende hoes bewaard gebleven. Mijn hoofd tolt al twee weken van de vragen die dit oproept, van wat deze nieuwe informatie betekent voor wat we al zo lang met zekerheid denken te weten. 

Maar vooral, kijk toch naar die hoes: die is toch werkelijk van een ongekende schoonheid? Daar gaat mijn platenhart sneller van kloppen. Waarom schrijft niemand - met uitzondering van Alan Fraser en Record Collector (#567) - hierover? Vergeet voor nu A Complete Unknown even, dat komt wel weer, & dagdroom samen met mij weg, starend naar die hoes, naar de alternatieve Dylangeschiedenis waar die hoes voor staat. En om het wat echter te maken, draai 'If You Gotta Go, Go Now' nog eens om vervolgens te luisteren naar 'Mr. Tambourine Man' en 'With God On Our Side'. En dan is het voor even weer 1965, ergens in Engeland in een parallel universum.

A Complete Unknown

Wanneer je later deze maand naar de bioscoop gaat om A Complete Unknown van regisseur James Mangold te zien, dan kun je dat doen als een rechtgeaarde Dylanoloog met een blocnote op schoot om de historische onjuistheden in de film te noteren. Wees gewaarschuwd, je zult aan het eind van de avond niet alleen een verkrampte hand, een lege ballpoint en een vol blocnote hebben, maar ook grote delen van een uitstekende film hebben gemist.

Ik ben zelf ook nog enigszins beduusd van de conclusie dat A Complete Unknown de moeite van het kijken waard is. Nergens in de film weet Timothée Chalamet te overtuigen als Bob Dylan. Hij 'doet' Bob Dylan, maar is geen seconde de bekende muzikant. Het is een toneelstukje en als kijker ben ik me constant bewust dat ik naar dat toneelstukje zit te kijken. Dat geldt niet alleen voor Timothée Chalamet, maar voor alle acteurs in A Complete Unknown met uitzondering van Elle Fanning in haar rol als Sylvie Russo (eigenlijk Suze Rotolo) en Edward Norton als Pete Seeger. 

Samenvattend is A Complete Unknown dus een toneelstukje dat aan elkaar hangt van historische onjuistheden. Nu komt het lastige deel (ik kan me niet voorstellen dat wat ik nu ga schrijven nog overtuigend klinkt, & toch meen ik ieder woord): A Complete Unknown is gewoon een goede film, een film die mij niet alleen een aantal malen wist te ontroeren, maar vooral ook in al z'n knulligheid de kijker een uitstekend beeld geeft van die paar jaar van Bob Dylans aankomst in New York tot en met zijn optreden op het Newport Folk Festival van 1965.

A Complete Unknown is een uitstekende kennismaking met een belangrijk stukje muziekgeschiedenis. Het is - denk ik - niet zozeer een film voor de Dylanoloog die tientallen boeken over His Royal Bobness heeft gelezen en het altijd beter weet wanneer het gaat over 'zijn Bob'. A Complete Unknown is er voor de nieuwe generatie die ooit wel eens van die troubadour uit Minnesota gehoord heeft, maar nog niet helemaal van de hoed en de rand weet. A Complete Unknown is er voor de toevallige bioscoopbezoeker die na het zien van de film Freewheelin', Times en Bringing It All Back Home aanschaft, een gitaar koopt en 'Blowin' In The Wind' leert spelen om dertig jaar later zichzelf terug te vinden als een betweterige kluizenaar die alles gehoord, gezien en gelezen heeft wat de wereld van en over Bob Dylan te bieden heeft. 

A Complete Unknown is niet voor de huidige, maar voor de volgende generatie Dylanologen. Dat neemt niet weg dat je als Dylanoloog-van-de-oude-stempel A Complete Unknown prima tot je kunt nemen, als je je ego en betweterige zelf maar thuislaat.