Tony Fruscella, Jules Deelder, Bob Dylan, Jimmy Carter & Fred van Doorn

In de inleiding van zijn boek Lost Heroes; De vergeten helden van de jazz (1986) schrijft Fred van Doorn: 'Is er één muziekvorm waar de ontwikkelingen en veranderingen zich in zo'n snel tempo hebben voorgedaan als in de jazz? Is het "he who is not bizzy being born is bizzy being dying" niet bij uitstek van toepassing geweest op de jazz?' De Dylan-liefhebber in mij las dit met samengeknepen billen. De door Van Doorn aangehaalde regels uit Dylans 'It's Alright, Ma (I'm Only Bleeding)' worden vaker verhaspeld, maar zo bont als van Van Doorn het maakt, gebeurt maar zelden.

Zou Fred van Doorn bekend zijn met Bob Dylan en zijn muziek, of pikte hij het citaat elders op? Misschien bij Jimmy Carter, de net overleden voormalige president van Amerika die in een van zijn speeches precies dit citaat van Dylan ook wist te verhaspelen. 

Die verbanden leggende kop van mij brengt mij bij die andere Nederlandse jazzliefhebber, misschien wel de meest bekende van allemaal: Jules Deelder. Deelder schreef veel over jazz en uitsluitend jazz, nooit over andere muziek. Oké, twee uitzonderingen: er is dat verhaal waarin Deelder schrijft over zijn ontmoeting met Jimi Hendrix en er is het vroege gedicht 'Bright Lights Big City' waarin hij uit enkele Dylan-songs - waaronder 'It's Alright, Ma (I'm Only Bleeding)' - citeert, maar niet de door Van Doorn verhaspelde regels.

Jules Deelder. Ook al weer vijf jaar dood.

Niet lang na zijn overlijden op 19 december 2019 las of hoorde ik ergens het verhaal dat Deelder op de valreep na decennia zoeken eindelijk, eindelijk, eindelijk die ene plaat die nog in zijn omvangrijke jazzcollectie ontbrak op de kop had weten te tikken: het enige album dat trompettist Tony Fruscella als leider maakte: het in 1955 op Atlantic verschenen Tony Fruscella. Hij schijnt 'm nog net één keer gedraaid te hebben voor hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Tragische schoonheid.

Fred van Doorn geeft in zijn essay over Tony Fruscella in Lost Heroes de mogelijke reden waarom het Deelder zoveel tijd kostte voor hij een originele persing vond. Van Doorn: 'Atlantic-lp's werden echter in die tijd [jaren '50] niet rechtstreeks uit Amerika naar Nederland geïmporteerd. Ze kwamen via Engelse persingen op het London-label bij ons mondjesmaat binnen en dan was het nog een selectie uit het Amerikaanse repertoire. de lp van Tony Fruscella is derhalve nooit gezien en nooit gehoord.'

Niet te krijgen dus in Nederland, die plaat van Fruscella. Maar Deelder had 'm, uiteindelijk. 

Zonder Deelder had ik waarschijnlijk tot op de dag van vandaag nog nooit van Tony Fruscella gehoord, maar door de Rotterdamse dichter werd ik nieuwsgierig naar die plaat. Ruim een jaar na Deelders dood, in januari 2021 bracht Music On Vinyl Tony Fruscella opnieuw uit. (Toeval? Strategie?) Die plaat ligt nu op de draaitafel, voor de zoveelste keer sinds ik 'm (bijna) vier jaar geleden kocht. Ik kan niet naar Fruscella luisteren zonder aan Jules Deelder te denken. En al heb ik Deelder nooit persoonlijk gekend, ik mis 'm. 

Bob Dylan - The 1974 Live Recordings

Er zijn inmiddels drie maanden verdwenen sinds het verschijnen van de 27 cd's tellende boxset The 1974 Live Recordings van Bob Dylan. Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar ik heb in die drie maanden nog niet alles wat die box te bieden heeft gehoord. Ik zit grofweg op driekwart. Dat is geen gebrek aan interesse, dat is strategie. Door deze manier van luisteren, raak ik iedere keer weer verrast over hoe goed de tour van 1974 eigenlijk was. 
Met dank aan Before The Flood (1974) - het officiële livealbum - had ik nooit een heel hoge pet op van tournee '74. Daar begint met de nieuwe boxset verandering in te komen. Het lijkt wel alsof de opnamen waarin Dylan net wat meer nuance in de song weet te leggen collectief van Before The Flood zijn geweerd. Nu komen ze wel voorbij op The 1974 Live Recordings.
Achteraf zijn zaken altijd makkelijker vast te stellen dan op het moment dat ze aan je voorbij trekken. Zo kunnen we na drie maanden concluderen dat The 1974 Live Recordings verdomd weinig aandacht heeft gekregen in de media. Ik kan mij een of twee artikelen herinneren in de bekende muziekbladen, maar meer ook niet. Een groot deel van de muziektijdschriften heeft niet over de box geschreven. Ook kan ik me niet herinneren in de media een advertentie voor The 1974 Live Recordings te zijn tegengekomen. Je zou bijna denken dat platenmaatschappij Sony niet tot nauwelijks geld heeft gestoken in het promoten van deze boxset. Verder is het opvallend dat op de dag van release The 1974 Live Recordings op veel plekken al volledig uitverkocht was waardoor sommige liefhebbers achter het net visten. Sony heeft overduidelijk een inschattingsfout gemaakt en te weinig exemplaren geperst. Inmiddels is dat rechtgezet en is The 1974 Live Recordings weer makkelijk te verkrijgen.
Zo weinig aandacht als er voor The 1974 Live Recordings in de media was, zo veel aandacht was er voor deze tour in 1974. Dylan stond begin '74 op de cover van onder andere Newsweek en Rolling Stone. Dat laatste blad stuurde een horde verslaggevers om over de tour te schrijven, wat uiteindelijk resulteerde in het boek Knockin' On Dylan's Door. Vanuit Nederland werden fotografen en journalisten gestuurd om verslag te doen over de tour, wat onder andere leidde tot een fotoreportage in Muziekkrant Oor van 13 februari 1974.
Het is alleraardigst om - met een van de cd's uit The 1974 Live Recordings knallend uit de stereo - te bladeren in de tijdschriften en boeken die tijdens of kort na die tournee werden uitgebracht. Een echte aanrader is het door Bill Yenne samengestelde, rijk geïllustreerde One Foot On The Highway; Bob Dylan On Tour, als je het te pakken kunt krijgen. 
Iedereen die de laatste jaren een beetje heeft opgelet zag het al aankomen en grofweg een week geleden kwam 'ie dan ook. Dit keer alleen niet als een zeer gelimiteerde cd-set, maar als streaming audio op Spotify en Apple Music: The Copyright Collection: Bob Dylan and The Band Live 1974, een vloedgolf aan audience recordings van tournee '74, uitsluitend de wereld in geslingerd om de copyrights veilig te stellen.
Zoals boven geschreven, was er verdomd weinig aandacht voor The 1974 Live Recordings in dag- en weekbladen. Het aardige is dat dat gat enigszins gevuld werd door mede-Dylanliefhebbers. Niet dat er op de Dylanwebsites veel uitvoerige recensies van The 1974 Live Recordings verschenen die verder kwamen dan wat algemeen gebabbel, wat ook logisch is: ga er maar aan staan, al die concerten één voor één uitvoerig bespreken. Het is onbegonnen werk. Het gat werd gevuld door berichten die ik ontving via e-mail en WhatsApp. Berichten waarin stond: 'je moet eens luisteren naar' - ik noem maar wat - '"Ballad Of A Thin Man" van 22 januari', of: '30 januari, "Something There Is About You": kippenvel!' Het zijn die berichten die mij door de stortvloed aan '74-opnamen loodsen. Het zijn die berichten die mij met nieuwe oren doen luisteren - volgens mij een belangrijk doel van een recensie. Blijf mij vooral die ultrakorte recensies, van die tips om naar die ene opname te luisteren sturen!
Wie ontvangt moet ook geven: 
De vijfde cd van The 1974 Live Recordings, het concert van 7 januari in Philadelphia. Sowieso een goed concert, vooral de soloset, maar een absoluut hoogtepunt van dit concert is 'The Ballad Of Hollis Brown'. Het begint wat vreemd met alleen gitaar en al snel ook drums. The Band legt een bluesy tapijt in een laag tempo neer waarover Bob Dylan zijn stemmagie uitrolt. Let vooral ook het gitaarspel van Robbie Robertson. Eentje voor de eeuwigheid.

het is weer tijd...



Ik wens alle vaste lezers & toevallige passanten van Yowza Yowza goede Kerstdagen.

Tot later.

TW

de kringloopwinkel #1

In de kringloopwinkel in D. stuit ik op een stapeltje afleveringen van Vrij Nederland. Ik blader ze een voor een vluchtig door op zoek naar artikelen die ik wil lezen, ook al zijn ze inmiddels zo'n vijftien jaar oud. Ik neem uiteindelijk acht tijdschriften mee. Zo staat er in Vrij Nederland van 6 juni 2009 een artikel van Jeroen Vullings over het boek Verdwenen tijd van Thomas Verbogt. Ik lees de boeken van Verbogt graag, in tegenstelling tot Vullings, zo blijkt na lezing van het artikel. Dat is oké, we kunnen niet allemaal hetzelfde mooi vinden. Grofweg kun je de mensen in twee groepen verdelen: de verstandige mensen en de mensen die mijn meningen niet delen. Het moge duidelijk zijn tot welke groep - n.a.v. het artikel in Vrij Nederland - Jeroen Vullings behoort, maar dit terzijde. Er staat een aardige zin in dat artikel dat - zeker zonder context - compleet los lijkt te staan van Thomas Verbogt en zijn boek Verdwenen tijd. Dus voor nu, vergeet Thomas Verbogt even (maar lees zijn boeken wel), hier komt de uit de context getrokken zin:

Bij leven was [Phil] Ochs al bijna vergeten, al noemde Bob Dylan hem vaak in interviews.

Zo'n zin zet mij aan het denken. Heeft Vullings de verzamelde interviews met Bob Dylan gelezen en viel hem daarin op hoe vaak Dylan de naam Phil Ochs noemt of is de door Vullings als feit gedeponeerde bewering dat Bob Dylan te pas en te onpas Ochs' naam noemt een ongefundeerd verzinsel uit de dikke duim van de schrijver? Ik moet bekennen dat ik het werkelijk niet weet. Gelukkig is er Every Mind Polluting Word, een bijna 1400 pagina's tellend document met interviews met Bob Dylan uit de periode 1958 - 2006. En wat nog beter is, ik hoef niet al die interviews eerst te lezen voor ik antwoord op mijn vraag heb, ik kan simpelweg mijn computer de opdracht geven dat document op de naam 'Ochs' af te speuren. Dan rolt er als vanzelf een antwoord uit. 
De interviews waarin Bob Dylan Phil Ochs noemt:

persconferentie 3 maart 1965:
vraag: Bobby, We know you changed your name. Come on now, what’s your real name?
antwoord Bob Dylan: Philip Ochs. I’m gonna change it back when I see it pays.

interview met bellers van radiostation WBI-FM 26 januari 1966:
beller: Hello. May I speak to Phil Ochs, please?
antwoord Bob Dylan: Yes, this is Phil Ochs.

interview 29 november 1969:
vraag: Well, somebody like Phil Ochs, for example... A lot of people like that.
antwoord Bob Dylan: Phil Ochs, uh... was around the same time I was, I remember when he came to town.
He had his... he was doing his Stand Tall Billy Sol type songs. I mean, he had it then. I
think he made it, there being a certain amount of momentum – he pushed – from being
on the scene. But he did bring his own thing in, when he came in. He didn’t – as some
people come in – come in as a dishwasher to dig some sounds and suddenly put down
the broom and pick up the guitar. You know what I mean?

interview 23 maart 1978:
(...)
interviewer: Uh huh, I mean that is one of your goals when you write, I would say.
Bob Dylan: Yeah, it is, but to be... Phil Ochs used to do that. He used to write... er, um... topical
songs with the point of view that, erm... which was his own point of view and, er, I
guess a lot of other peoples point of view, but I came up with Phil so I remember him
when he came to New York. But somehow somebody who wasn’t really interested
wasn’t gonna believe him anyway, you know what I mean. He was doing... the people
who heard it then agreed with him to begin with – OK, right, and it, you know, boosted
them up which was good.
(...)
interviewer: Yeah. Right. Again it’s like if you get enough sides together, it makes just a circle... you
can’t differentiate. Also, I mean, I think, that yours – especially the songs that have been
written lately are more really attuned to emotions which tend to something that anybody
can identify with more than, you know, than a song like Ochs, you know, We’re Not
Marching Anymore. That’s, you know, that speaks specifically...
Bob Dylan: That was a good song. Er, maybe he did change some peoples minds on that. I don’t
know. He could have. You know, someone could be sitting on a fence and hear a song
like that and might just get a little courage to go out and get off that fence one way or
another. So... it’s possible.

interview augustus / september 1985:
Bob Dylan: I remember when protest song writing was big, Phil Ochs came to town, Tim Hardin was around, Patrick Sky, Buffy St. Marie, but there never was any such thing. It was like the term ‘Beatnik’ or ‘Hippie’. These were terms made up by magazine people who are invisible who like to put a label on something to cheapen it.

interview met bellers 21 mei 1986:
beller: Bob? Happy birthday. I thought maybe you’d like to make a few reflections on Phil Ochs.
disc jockey: Mm. Happy birthday and could you reflect on Phil Ochs?
Bob Dylan: Phil Ochs. Oh, Phil Ochs. Um, well... I think somethin’ happened to Phil, you know,
when he went to Africa. And, uh, he was sick when he got back from Africa, He was
sick for a few years.
disc jockey: Someone tried to choke him.
Bob Dylan: Messed his mind up also. Um, ‘cause I knew him a while before that and, uh, I don’t
know... he got something... he got sick in Africa, that’s about all I can tell you about it. I
don’t know much more.

interview 10 november 2003:
Bob Dylan: But I never set out to write politics. I didn’t want to be a political moralist. There were people who just did that. Phil Ochs focused on political things, but there are many sides to us, and I wanted to follow them all. We can feel very generous one day and very selfish the next hour.

Van de honderden interview die te vinden zijn in Every Mind Polluting Word zijn er dus zeven waarin Bob Dylan Phil Ochs noemt. Dat is een stuk minder dan ik vooraf dacht, moet ik bekennen en zeker een heel stuk minder dan het aantal dat Vullings' bewering dat Bob Dylan Phil Ochs 'vaak' noemt in interviews rechtvaardigt. Het wordt nog opmerkelijker wanneer je je realiseert dat tijdens de meeste van deze zeven interviews het initiatief voor het noemen van Phil Ochs bij de interviewer ligt, niet bij Bob Dylan. Het interview uit 1978 is het enige waarbij vaststaat dat het initiatief tot het noemen van Ochs naam bij Bob Dylan ligt, niet bij de interviewer. Bij het het interview uit 1985 en het laatste van bovenstaande interviews is het niet niet helemaal duidelijk waar het initiatief ligt aangezien Bob Dylans antwoorden in een verhaal zijn opgenomen en de vragen niet in het stuk terug te vinden zijn.

Conclusie: Bob Dylan noemde Phil Ochs in de periode 1958 - 2006 verdomd weinig tijdens interviews, Joost Vullings' bewering over het noemen van Phil Ochs door Bob Dylan in interviews in Vrij Nederland van 6 juni 2009 is dan ook grote onzin, tenzij Bob Dylan in de periode tussen het laatste in Every Mind Polluting Word opgenomen interview (interview van augustus 2006) en de publicatie van Vullings' stuk in Vrij Nederland van 6 juni 2009 een stortvloed aan interviews gaf waarbij hij keer op keer Phil Ochs te sprake bracht, maar dat lijkt mij op z'n zachtst gezegd niet waarschijnlijk.

* ~ * ~ *

Zoek en gij zult vinden is een uitdrukking die niet bij de kringloopwinkel past. De kringloopwinkel is er meer om aangenaam verrast te worden, dan om te vinden wat je zoekt.
Na het doornemen van de tijdschriften, trof ik 'mevrouw Tom' aan die zich door stapels ansichtkaarten worstelde. Het was overduidelijk dat de collectie van een voormalige kaartenverzamelaar bij de kringloopwinkel terecht was gekomen. In de enorme berg nog door te zoeken kaarten trok eentje mijn aandacht, iets kleiner dan de gebruikelijke afmetingen van een ansichtkaart. Op die kaart een zwart-witfoto van een weg. Op die weg staan vijf mannen in uniform, drie brandweermannen (midden) en twee politieagenten (links). Rechts naast de brandweermannen een verkeerskegel. Achter die mannen een stilstaande auto, geen bestuurder in de auto. Achter de auto een vrachtwagen. Over de vluchtstrook rijdt een luxe auto. (Merk? Geen idee. Daar heb ik geen verstand van.) In die auto een chauffeur met pet. Naast de chauffeur een heer en achterin de auto een dame. Een wonderlijke scène voor een ansichtkaart. Deze foto in de krant is voorstelbaar, maar op een ansicht? De beschrijving op de achterzijde van de kaart geeft context:

Friday, 17th. November 1989.
H.M. The Queen's limousine passes by the scene of a M.1. Motorway accident on her way back to the East Midlands International Airport, after her visit to Leicestershire. 
Photograph courtesy of John Bowker, The Coalville Times.

Oké. Op vrijdag 17 november 1989 was er een ongeluk op de snelweg M1 van Londen naar Leeds en terwijl brandweer en politie nog bezig waren met het opruimen van de brokstukken (?), werd koningin Elizabeth in haar limousine langs de werkzaamheden gereden. Fotograaf John Bowker was ter plaatse - mogelijk om het ongeluk vast te leggen voor The Coalville Times van 18 november 1989 - toen hij de auto van de koningin over de vluchtstrook aan zag komen rijden. Snel koos hij positie en drukte af, dagdromend over de bom duiten die de kiek van Hare Majesteit zou opleveren. Maar dat het bedrijf J/V Postcards er brood in zou zien om zijn kiek als ansichtkaart uit te brengen, kon zelf hij niet bevroeden, zo stel ik me voor. 
Om het verhaal af te maken: gezien de krant waarvoor fotograaf John Bowker werkte, ga ik er van uit dat het op de ansicht afgebeelde ongeluk op de M1 plaats vond in de buurt van Coalville. Coalville ligt ten noordwesten van Leicester, de plaats die de koningin eerder die dag bezocht had. Ze was onderweg naar East Midlands International Airport, een vliegveld ten noorden van Coalville. De koningin reed dus in noordelijke richting op de M1. 
(Op onderstaande kaart wijst de rode pijl naar Coalville, de grijze pijl met het vliegtuigje geeft aan waar East Midlands International Airport ligt.)



Tot zover de context. Nu de hamvraag: Wat brengt iemand op het idee om een ansichtkaart te maken van een foto van koningin Elizabeth die langs een ongeluk rijdt? En nog belangrijker: wie koopt zo'n kaart om deze met een aantal vrolijke notities over weer, uitjes en bezienswaardigheden vanaf een vakantieadres te versturen naar familie of bekenden? Wie zal er aangenaam verrast zijn bij het vinden van deze ansichtkaart op de deurmat op de dag dat men weer een jaartje ouder is geworden? Hoeveel van deze kaarten zijn door de Britse posterijen zo rond de kerstdagen in brievenbussen geschoven?

Ja, ik heb de kaart ook gekocht. Ik doe mee aan het absurde circus. Maar versturen zal ik 'm zeker niet.

* ~ * ~ * 

Love Me & Pastel Blues

Het door Francesca Perillo geschreven comicbook Love Me; A Romance Story vertelt het verhaal van de liefde tussen robot JoJo en het meisje Gilda. Na een eerste ontmoeting tussen de twee dreigt het direct al fout te gaan, met dank aan de georganiseerde misdaad, maar uiteindelijk komt het allemaal goed en belanden JoJo en Gilda toch in elkaars armen. Het is niet dit liefdesverhaal wat dit schitterende, door Stefano Cardoselli getekende verhaal bijzonder maakt. Waarom ik aan dit boek blijf hangen is de menselijkheid van robot JoJo. JoJo is woonachtig in New York met zijn kat Frida - de vertelster van het verhaal. Voor z'n werk rijdt hij op een taxi. Robots worden in het New York van dit boek gezien als minderwaardig, als uitschot en toch vindt JoJo vreugde in zijn leven. Vreugde in zijn kat Frida, in koffie en in de muziek van Nina Simone. Het is met name dit laatste wat mij aan dit boek bindt. Het is zo voorstelbaar, zo herkenbaar die liefde voor muziek, een liefde die van de tekeningen van Cardoselli spat. 

Nu ik eerder op de avond Love Me; A Romance Story heb gelezen, blijft er maar een ding over deze avond: Nina Simone draaien. En zoals zo vaak pak ik dan maar gelijk naar misschien wel haar beste album en als het dan niet haar beste album is, dan is het in ieder geval het album met dat ene nummer, het nummer waarbij na de eerste klanken 'mevrouw Tom' altijd hetzelfde zegt: 'ik denk dat ik dit toch haar mooiste vind.' Het album is Pastel Blues en het nummer dat mijn lief zo hoog aanslaat is 'Strange Fruit'. 

De basis voor 'Strange Fruit' is het gedicht 'Bitter Fruit' van Lewis Allen dat in 1937 voor het eerst gepubliceerd werd. Met dit gedicht sprak Allen (echte naam Abel Meeropool) zijn afschuw uit over de lynchpartijen waar Afro-Amerikanen te vaak slachtoffer van werden. De tekst werd door de dichter, zijn vrouw en de zangeres Laura Duncan op muziek gezet. In 1939 nam Billie Holiday de song op waarvoor ze van platenmaatschappij moest veranderen. Haar platenmaatschappij Columbia Records verdomde het om 'Strange Fruit' uit te brengen.

Ruim twintig jaar later, in een tijd waarin Afro-Amerikanen nog vochten voor gelijke rechten, nam Nina Simone de song op voor haar album Pastel Blues uit 1965. 'Strange Fruit' is een song die tot stilte maant. Een song die de aandacht vraagt. Een schop in de donder van de luisteraar. Een song met een dusdanig grote impact dat het op papier onmogelijk is om erna nog iets anders te horen. En toch is 'Strange Fruit' niet de laatste song op Pastel Blues. Na 'Strange Fruit' volgt nog 'Sinner Man' - een oude spiritual waarin een man zich van God afkeert. De song waarschuwt niet alleen tegen de zonde, maar is ook een protestlied tegen racisme. Van de ruim tien minuten durende versie van 'Sinner Man' op Pastel Blues slaat de stoom af, voortgestuwd door Simone's pianospel. Het is die voortstuwende werking van 'Sinner Man' waardoor dit werkt na 'Strange Fruit'. Na de gevoelde afschuw tijdens het horen van 'Strange Fruit' volgt met 'Sinner Man' de ontlading. De luisteraar kan al zijn woede, al zijn afschuw kwijtraken in het dwingende ritme van 'Sinner Man'. 

Het absurde feit doet zich voor dat tijdens het lezen van Love Me; A Romance Story ik als lezer mij makkelijker identificeer met de robot JoJo, dan met een van de mensen die in deze comic voorbij komt. Dat is niet zo vreemd wanneer je je realiseert dat robot JoJo door zijn liefde voor koffie, zijn kat Frida en de muziek van Nina Simone en zijn behoefte aan levensgezellin menselijker is dan de mensen van vlees en bloed in Love Me; A Romance Story.

Juist door de robot JoJo het meest menselijke karakter in Love Me te geven, laat schrijfster Francesca Perillo de lezer nadenken over de eigen menselijkheid.

En luisteren naar Nina Simone natuurlijk. Iets wat je nooit genoeg kunt doen.