In zijn Dylan-biografie citeert Robert Shelton Echo Helstrom over Bob Dylans liefde voor de boeken van John Steinbeck: 'Bob was always reading something by him - Grapes Of Wrath, Cannery Row.' We hebben het over eind jaren vijftig, de jonge Bob Dylan leest John Steinbeck. Zou hij ook diens East Of Eden hebben gelezen? Het boek dat later verfilmd werd met onder andere James Dean.
Ik snap de liefde van de jonge Dylan voor de boeken van Steinbeck wel. Ook ik heb z'n Grapes Of Wrath en Cannery Row en nog een aantal titels gelezen, maar nog steeds niet alles wat de man heeft geschreven.
Afgelopen paar dagen las ik zijn Travels With Charley, een verslag van een reis door Amerika die hij in 1960 maakte. Een schitterend boek. Een boek dat regelmatig opnieuw gelezen moet worden. Het werd voor het eerst in 1962 gepubliceerd, dus enkele jaren nadat de jonge Bob Dylan zich onderdompelde in Steinbeck.
Zou Bob Dylan - zo vroeg ik me tijdens het lezen van Travels With Charley af - ook na zijn jonge jaren de boeken van John Steinbeck zijn blijven lezen? Zou hij Travels With Charley hebben gelezen en bij het lezen van die ene passage een klein mentaal vreugdesprongetje hebben gemaakt?
Die ene passage in Travels With Charley beschrijft hoe Steinbeck de weg kwijt raakte in Minneapolis.
Minneapolis, daar was Steinbeck in 1960. Dat was zo'n beetje thuis voor de jonge Dylan. Het is niet ondenkbaar dat de jonge Bob Dylan en de bijna zestiger John Steinbeck elkaar in 1960 op straat hebben gepasseerd, misschien wel elkaar kort gesproken.
En als dat niet genoeg reden voor een mentaal vreugdesprongetje was, dan zorgden misschien de namen St. Paul en vooral Duluth daar voor bij de jonge Dylan.
In een interview met Kenneth Rexroth kwam ik de volgende uitspraak tegen: 'Hard bop is music for people who don't listen.' Na het lezen van zo'n zin krijg ik gelijk zin om de poëzie van de man te lezen. Ik ben vast wel eens wat gedichten van Rexroth tegengekomen in een bloemlezing, maar kan me daar weinig van herinneren. Wel heb ik een elpee met op een van de ene kant een voorlezende Lawrence Ferlinghetti en de andere kant Rexroth. Ook moet boven ergens een door Rexroth samengestelde bloemlezing staan met poëzie uit China of Japan, ik twijfel. Het kunnen ook wel eens twee bloemlezingen zijn. Ik kan ze zo 1, 2, 3 niet vinden, maar ik weet dat ze er zijn.
Rexroth verwijst met bovenstaande uitspraak naar zijn ervaring dat het publiek in cafés waar hard bop wordt gespeeld niet luistert, maar door de muziek praat. Zonder context is de aangehaalde uitspraak mooier. Ik had geen context moeten geven.
Sinds het lezen van dat citaat van Rexroth dwalen mijn gedachten regelmatig af naar de platen die ik koop, maar nauwelijks draai.
Hoeveel platen, cd's, singles worden nooit (meer) beluisterd? Ik heb het nog niet zozeer over mijn eigen muziekbibliotheek, maar in het algemeen. Hoeveel muziek wordt er door aanstormend talent ieder jaar op de markt gebracht zonder ooit een publiek te vinden?
Een paar jaar geleden zag ik de documentaire Rock And Roll's Greatest Failure; Otway The Movie over John Otway en zijn vaste sidekick Wild Willy Barrett. Een intrigerende film over een muzikant die het wil maken maar door domme pech en een beperkt talent het nooit echt haalt. Mocht je willen kijken, de film is nog steeds op Netflix te zien. Ik kan het je aanraden er in te duiken in een verloren uurtje. De muziek van Otway is op z'n best matig, maar juist mede daardoor intrigerend. Hoe vergeten Otway is laat zich misschien het best illustreren door het feit dat ik onlangs zijn eerste album kocht - getiteld John Otway & Wild Billy Barrett - met op de achterzijde de handtekeningen van zowel Otway als Barrett voor de prijs van een twee halfjes wit. Om de sukkel-status van Otway nog eens te onderstrepen, is een deel van Otways handtekening door vocht of een vegende hand deels een vlek geworden. Normaal doet zoiets afbreuk aan de waarde van een handtekening, maar in dit geval voegt het alleen maar iets toe. Die plaat draait terwijl ik dit schrijf. Het is geen goede plaat & toch...
Ik kan me voorstellen dat je je afvraagt waarom ik die plaat dan draai. Ik kan het proberen uit te leggen, maar misschien is het beter dat je eerst Rock And Roll's Greatest Failure; Otway The Movie kijkt. Die film is de reden dat ik überhaupt iets van Otway heb gekocht.
Ik heb een zwak voor de parodieplaten, zoals bijvoorbeeld de verzamelaar Beatlesongs! (The Best Of The Beatles Novelty Records). Op die plaat staan - zoals de titel al verraadt - parodieën op songs van The Beatles en songs over The Beatles. De een is vaak nog flauwer dan de ander, en toch ga ik regelmatig voor de bijl als ik zo'n plaat tegenkom.
De meest bekende Beatles-parodieband is natuurlijk The Rutles met onder andere Eric Idle van Monty Python. Op Beatlesongs! staat van deze band het geslaagde 'Hold My Hand'. Ook aardig is het lange, inclusief 'stemmetjes', 'Beatle Rap' van The Qworymen. Maar de twee meest geslaagde songs op dit album zijn naar mijn smaak 'We Love You Beatles' van The Carefrees en 'Letter To The Beatles' van The Four Preps.
Hoe leuk sommige songs op Beatlesongs! ook zijn, het is maar de vraag hoe vaak ik dit album uit de kast zal halen om 'm van begin tot eind te beluisteren. Niet vaak, denk ik. Oké, de betere songs op deze plaat lenen zich uitstekend om een mixtape wat luchtig te houden, maar dat is het dan ook, vrees ik.
Tot slot is er nog de uitsluitend voor de hoes gekochte plaat. Ik merk dat men het volstrekt normaal vindt wanneer er een paar honderd euro of meer wordt neergeteld voor een schilderij of ets of drukwerk voor aan de muur, maar wanneer iemand enkele euro's betaald voor een plaat uitsluitend omdat de hoes een waar kunstwerkje is, wordt dit vreemd gevonden.
Ik heb een zwak voor de hoezen van Jim Flora. Niet dat ik die nou om de haverklap tegenkomt - ik ken ze vooral uit boeken en van internet - maar de twee keer dat ik er eentje in het wild vond voor een redelijke prijs, heb ik beide keren de portemonnee getrokken. De laatste keer was dat voor het album Inside Sauter-Finegan van The Sauter-Finegan Orchestra. Natuurlijk heb ik een stukje van de plaat gedraaid en de muziek is niet onaardig, maar de aankoop heb ik toch vooral gedaan vanwege de hoes. Twee in het groen gestoken mannen, de beentjes vrolijk in danspositie, de vier handen voorzien van een ganzenveer, een zangvogel, een baton en - ik denk - een passer. Uit de schouders waarmee de twee heren met elkaar lijken te zijn verbonden steken de drie ventielen van een trompet. De torso's van de twee heren zijn samengesmolten tot een zwarte rechthoek met daarin onder andere enkele instrumenten. Ik kijk liever naar deze illustratie van Jim Flora dan naar - pak 'm beet - iets van Rembrandt.
Ik geef het toe, bovenstaande beschrijving van de albumhoes van Inside Sauter-Finegan is wat verwarrend. Misschien is het maar het beste die hoes online op te zoeken. Tot zover, ik moet nu gaan. Mijn aandacht wordt door andere zaken getrokken.